Grassa: waardevolle stoffen uit gras halen

We moeten anders tegen gras aan gaan kijken, vindt Grassa. Koeien in de wei zijn erg mooi, maar gras bevat te veel eiwitten voor de koe. Waarom zou je dat teveel er niet eerst uit halen? Daarnaast bevat gras veel waardevolle stoffen als suikers en vezels, die apart op de markt gebracht kunnen worden. Grassa brengt deze filosofie in de praktijk.

De geschiedenis van Grassa en de bioraffinage van gras begint wanneer Johan Sanders in 1993 bij AVEBE gaat werken als directeur R&D, en van algemeen directeur Poutsma de vraag krijgt, iets te bedenken voor de intercampagne. Sanders: ‘Poutsma zat met het probleem dat de collega-zetmeelfabrikanten (uit tarwe en maïs) het hele jaar door konden produceren, terwijl de aardappelcampagne slechts liep van september tot april. Aardappelzetmeelfabrieken staan de helft van het jaar werkloos, en de kapitaalkosten zijn daardoor het dubbele van die van de concurrentie.’

Minder eiwit naar de koe, minder ammoniak uit de mest
Sanders kwam van Gist-brocades (tegenwoordig onderdeel van DSM), van waaruit hij had bijgedragen aan een net verschenen NRLO-rapport over ‘drastische mineralenbeperking in de Nederlandse veehouderij’. ‘Voorkomen is beter dan genezen’ was de boodschap van het rapport. In dit geval bijvoorbeeld: produceer eiwit voor varkens op basis van de binnenlandse mineralenvoorraad en verminder de input van eiwitten en aminozuren in de koe die maar een kwart van de eiwitten in het gras zelf benut en de rest weer uitscheidt. Dan komt er minder ammoniak in de mest. Voor die oplossing is grasraffinage nodig.

Als je gras (vers gras bevat 80-90% water) perst en maalt, en de vezels (30% van de droge stof) eruit haalt, blijft er een sap over dat sterk overeen komt met aardappelvruchtwater. Het bevat eiwitten (15-20%), aminozuren, organische zuren (5%), suikers (27%) en mineralen (10%). Met al deze componenten kon AVEBE iets doen; isolatie van eiwitten uit aardappelen was sinds eind jaren ’80 operationeel. Opwerking van grassap zou de installaties van AVEBE werk kunnen geven in de intercampagne periode tussen april en half augustus.

Een omstreden project
Grasraffinage was binnen AVEBE een omstreden project. AVEBE is een coöperatie van aardappelboeren, en grasverwerking zou buiten het traditionele werkgebied liggen. Nieuwe directies stelden steeds andere prioriteiten. Toch kon op een gegeven ogenblik onder de naam Prograss een proefinstallatie worden gebouwd bij AVEBE in Foxhol, een project waaraan de NOM in de persoon van Harrie Garrelts veel heeft bijgedragen.

Op den duur waren er toch te veel tegenkrachten. Het aantal aardappelmeelfabrieken ging terug van vier naar twee, en de intercampagne werd steeds korter. De oorspronkelijke partners Nedalco en Mommersteeg trokken zich terug. Wel ging Rabo meedoen, samen met ABCTA en ACM/Agrifirm. Maar AVEBE wilde zich terugtrekken en de kennis verkopen. Dat was het sein voor de anderen om het project niet alleen verder uit te voeren.

In de schuur van Gjalt de Haan
Het project begint weer te leven wanneer in 2005 Carel de Vries van Courage (een stichting die innovaties in de melkveehouderij stimuleert) vanuit Wageningen geïnteresseerd raakt in kleinschalige verwerking van gras. Hij neemt het initiatief om een mobiele proefinstallatie te gaan bouwen samen met Gjalt de Haan van Gras- en groenvoederbedrijf Hoogland in Marrum, één van de weinige overgebleven loonbedrijven in de grassector. Ze beginnen in de schuur van Gjalt de Haan en vormen een consortium uit Noordelijke bedrijven: Courage, Hoogland, een machinebouwer (PMF), een bedrijf in vochtrijke diervoerding (Beuker), kartonfabriek ESKA en later ook Sanovations, het privébedrijf van Johan Sanders. Het zijn bijna allemaal middelgrote en kleine bedrijven uit het Noorden. Er komt een ontwikkelingsprogramma op gang onder leiding van Constantijn Sanders.

Sinds september 2011 is een mobiele proefinstallatie in werking in drie containers. Daarmee wordt ter plaatse het gras gesplitst in twee componenten: vezels en eiwitten. Het resterende grassap gaat nu nog terug op het land, maar bij verdere ontwikkeling wil Grassa hieruit nog meer componenten isoleren, zoals aminozuren, organische zuren en suikers. Het grote voordeel van deze mobiele opzet is dat de business case rond is op basis van deze eerste raffinage en de winning van vezels en eiwitten omdat je het gras niet eerst hoeft te transporteren naar een grote fabriek om het te verwerken. En het sap niet van daaruit weer hoeft terug te brengen naar het land. In een later stadium kan het grassap verder worden verwaard. En er zijn nog veel meer mogelijkheden: bietenbladeren en wortel- en tomatenloof en wild berm- en parkgras.

De doorbraak
De kleinschalige mobiele installatie was de doorbraak. Grassa is een jong bedrijf en kan zich op vele manieren gaan ontwikkelen. Het kan directe toepassingen proberen te vinden voor de producten van dit moment: vezels en graseiwit. Misschien kan het eiwit niet alleen worden verkocht aan de veevoerindustrie, maar ook worden gebruikt voor menselijke voeding, net zoals soja-eiwit in sojadranken en rijsteiwit in ‘rijstmelk’. De vezels moeten ze nog verbeteren voor toepassing in papier en karton. Tegelijkertijd kan het grassap verder worden ontwikkeld voor de productie van stoffen voor de chemische industrie. Opschaling van de verwerking moet hand in hand gaan met de ontsluiting van uiteenlopende markten. De geschiedenis van startende bedrijven wijst uit dat dit de meest riskante fase is. Maar een gezond basisidee als van Grassa is alvast één grote stap op weg naar succes. De grondstof is in grote hoeveelheden in het Noorden beschikbaar.

Voor het tot stand komen van de biobased economy is het zeer belangrijk dat chemie en agro gaan samenwerken opdat de groene chemie gebruik kan gaan maken van de restproducten van de agrarische bedrijfstak. De chemie denkt daar al hard over na, maar is van mening dat agro daar nog mee moet beginnen. Grasraffinage is een van de eerste activiteiten in Nederland, gestart vanuit de agrowereld, waarbij de groene chemie zou kunnen aansluiten. Een voorbeeld voor andere agrarische producenten. En voor de rest van Nederland.

Met dank aan de NOM, ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland

(Visited 57 times, 1 visits today)

Plaats een reactie