Nu de eerste stappen zijn gezet op de weg om cellulose en hemicellulose commercieel te splitsen, is de ontleding van lignine de volgende stap. Dit is een nog een slag moeilijker. De Universiteit Utrecht lijkt goed op weg om een oplossing te vinden voor dit probleem.
Langzaam hebben we het grootste deel van de plantenvezels wel bruikbaar gemaakt voor verdere chemische verwerking. DSM meldde kort geleden dat ze erin waren geslaagd op commerciële schaal zowel cellulose als hemicellulose te splitsen in C6 en C5-suikers en daarmee verder te gaan; in eerste instantie voor biofuels in de Verenigde Staten, waar een geweldige markt op ze ligt te wachten. De mogelijkheid om beide celluloses aan te pakken, geeft ze een dubbele opbrengst vergeleken met de producenten die alleen nog maar cellulose kunnen splitsen. De volgende stap is de aanpak van de lignine in plantenvezels en dat is een nog hardere noot om te kraken. Geen wonder dat veel groepen in de wereld hieraan werken. Ook in Nederland waar ze goed zijn in fundamentele katalytische research. Zeker in Utrecht. Wie overigens lignine kan aanpakken heeft wel een hoofdprijs in handen.
Weerbarstige uitgangsstoffen
Pieter Bruijnincx van de Utrechtse Universiteit meldde vorige week op het Biobased Performance Symposium in Wageningen, dat hij werkt aan de ‘Catalytic Valorisation’ van weerbarstige uitgangsstoffen als lignine tot hernieuwbare aromatische producten als fenolen. Dat kan een geheel nieuwe groene chemische categorie openen voor verdere verwerking. Volgens hem wordt het tijd om de wereldwijde belangstelling voor suikers als uitgangspunt voor groene chemie te verleggen naar lignine. Pieter werkt in twee stappen aan de splitsing van lignine tot fenol of tot BTX (benzeen, tolueen en xyleen): eerst de depolymerisatie, gevolgd door de deoxygenering van de soep die na de eerste reactie ontstaat tot aromatische moleculen met een OH-groep. Beide reacties kunnen een opbrengst van ongeveer 17% aan aromaten opleveren.