Onderzoeksgeld moet meer worden gebruikt voor innovatie in het bedrijfsleven en minder voor fundamenteel wetenschappelijk werk. Dat is de korte samenvatting van het nieuwe Nederlandse innovatiebeleid, het ‘topsectorenbeleid’. Maar het topsectorenbeleid loopt niet soepel, en de financiering van wetenschappelijk onderzoek wordt steeds onduidelijker.
Tot voor kort werd de overheidsbijdrage aan onderzoek en innovatie in Nederland betaald uit de aardgasbaten. Maar sinds wordt met die aardgasbaten de staatsschuld gedelgd. Er komt dus minder geld, en toch stelt de minister het voor alsof hij heel vernieuwend bezig is. Universiteiten en bedrijfsleven moeten het samen opknappen en ook samen betalen, en toch wil de overheid aan de touwtjes blijven trekken. De financiële situatie wordt intussen steeds onduidelijker. Er wordt wel hard aan het topsectorenbeleid gewerkt, maar we vernemen er niet veel over, wat toch vreemd is voor een zo belangrijke koerswijziging.
Knelpunten
Geleidelijk worden knelpunten duidelijk. Zo zijn bij het onderdeel biobased materialen, door de groep bedrijven die hieraan werkt, veel meer projecten ingediend dan via de universiteiten, uiteindelijk de overheid dus, kan worden gefinancierd. Er is simpelweg niet voldoende geld voor, terwijl het uitgangspunt toch was dat het bedrijfsleven nu eens mocht bepalen waaraan het geld wordt uitgegeven. Zo lijkt er van het topsectorenbeleid beleid voorlopig niet veel terecht te komen. En de biobased materialen vormen nog maar een voorbeeld. Alleen bij de topsector energie schijnt voldoende ‘oud’ geld beschikbaar te zijn. Zelfs bij aanvankelijke medestanders, die het nieuwe topsectorenbeleid toejuichten vanwege de vernieuwende aspecten, begint nu het gevoel te ontstaan ‘waar zijn we eigenlijk aan begonnen’. De grotere bedrijven gaan voorlopig hun eigen gang in de biobased economy, in feite trekken de bedrijven de hele groene ontwikkeling.
En de universiteiten? Die willen wel, maar zien de rest van hun fundamentele onderzoek in gevaar komen door herallocatie van fondsen. NWO wil al helemaal niet haar onderzoek bijna volledig op de korte-termijn doelen van het bedrijfsleven gaan richten. Kortom, het gevoel overheerst dat het Nederlandse innovatiebeleid in moeilijk vaarwater terecht is gekomen. Je kunt nu eenmaal niet beleid als vernieuwend presenteren, en tegelijkertijd het geld afromen waarop dat beleid gebaseerd moet zijn. En dat terwijl de publiek-private samenwerkingen tussen bedrijven en universiteiten zich juist ontwikkeld hadden tot een succesvol model.