De nieuwe wereld wordt gekarakteriseerd door meer lokale zelfvoorziening of zelfs autarkie, bijvoorbeeld in energiesystemen. Maar terwijl in het verleden autarkie stond voor gebrek en armoede, zal deze in de toekomst staan voor een hoog kennisniveau en regionaal zelfbewustzijn.
De zelfvoorzienende gemeenschappen van de biobased society zullen proberen zo veel mogelijk welvaart te scheppen uit lokale hulpbronnen, en dat kan dus per regio een verschillend resultaat hebben. Maar in één opzicht is onderlinge verbondenheid van regio’s een absolute voorwaarde, en dat is in het delen van kennis. Communicatie, vooral over wetenschappelijke vindingen, technische mogelijkheden en innovatieve vormen van bestuur en participatie, zal van levensbelang zijn. Het verkeer van kennis zal net zo belangrijk worden als dat van goederen – wij kunnen ons zelfs voorstellen dat op den duur de kenniscentra de functie gaan vervullen van de huidige mainports.
Voor Europa is in deze wereld een sleutelrol weggelegd. Zonder actieve betrokkenheid van ons continent wordt het zelfs niets. Europa is één van de belangrijkste leveranciers van kennis ter wereld. Dat is het gevolg van een zeer lange traditie waarbij onderzoek in hoog aanzien stond en waarbij daarvoor ook voldoende geld werd uitgetrokken. Horizon 2020, het jongste in een reeks van Europese onderzoekprogramma’s, zet die traditie voort. Europa was dat wel haast aan zichzelf verplicht na het mislukken van de Lissabon-strategie, die Europa in 2010 tot de meest innovatieve samenleving ter wereld moest maken. Horizon 2020 is qua budget voldoende goed uit de onderhandelingen gekomen, en het wordt gekenmerkt door een aantal goed gekozen speerpunten.
Vele van de sterke kennisposities van Europa leveren een uitstekende bijdrage aan een meer duurzame en biobased samenleving. Zoals zonne- en windenergie, chemische en enzymatische katalyse, chemische procestechnologie, en teeltmethoden in de landbouw. Vooral in het toepassen van complexe kennis, waarbij vele disciplines met elkaar moeten samenwerken, behoort Europa tot de top. Door grote ervaring en lange tradities brengt Europa steeds weer excellente onderzoekers voort; mits de budgetten op peil blijven en de publieke opinie zich niet tegen de ‘elite’ van wetenschapsbeoefenaren keert.
Eén van de speerpunten van Horizon 2020 is BII. Biobased Industries Initiative, een gemeenschappelijk initiatief (public-private partnership) van de Europese biobased industrie en de Europese Commissie. BII is een groot research- en innovatieprogramma. De Europese Unie draagt € 1 miljard bij, en de Europese industrieën hebben € 2,8 miljard toegezegd. Het programma is uiterst ambitieus, in die zin dat BII volledige productieketens wil ontwikkelen, en dus uitdrukkelijk over de grenzen van de bestaande sectoren heen wil reiken. In tegenstelling tot eerdere Europese onderzoekprogramma’s betreft het programma niet alleen onderzoek, maar ook industriële ontwikkeling. Het programma wordt aangegaan voor een periode van zeven jaar, met een jaarlijks voortschrijdende programmering die geheel wordt bepaald door de industriële partners. Het initiatief komt op het juiste moment, want veel biobased processen in Europa zitten tegen commercialisatie aan zitten, dus er is veel kans op valleys of death. BII moet de biobased initiatieven in Europa versterken.
Europa mag dan een van de belangrijkste leveranciers van kennis ter wereld zijn, het is traditioneel slecht in het tot waarde brengen van die kennis. Voor een deel ligt dat aan de risicomijdende instelling van Europese financiers, nog eens versterkt door de bankencrisis. Het is vanouds veel gemakkelijker om risicodragend kapitaal te verkrijgen in de VS dan in Europa. Azië heeft een toenemend aanbod van zeer goed opgeleide onderzoekers (India leidt elk jaar méér ingenieurs op dan heel Europa), die bovendien werken tegen lagere kosten. De VS en Aziatische landen hebben bovendien beter fiscale stimuleringsregelingen voor innovatieve investeringen. Europa moet daarom een inhaalslag maken om deze nadelen te overwinnen.
Deze inhaalslag kan heel goed de vorm krijgen van een betere samenwerking tussen West- en Oost-Europa. West-Europa genereert de meeste kennis, maar het economische en fiscale klimaat om de technologie op te schalen en tot waarde te brengen is er minder goed. Oost-Europa heeft veel bekwame technologen en een lager loonpeil. Een economisch systeem waarbij kennis in West-Europa wordt ontwikkeld en in Oost-Europa tot waarde wordt gebracht in proeffabrieken lijkt daarom veel kansen te hebben. De biobased economy leent zich bij uitstek voor het opzetten van zo’n systeem.
Wanneer dit wordt gecombineerd met een cultuur van vertrouwen eerder dan van wantrouwen, leidt dit tot nieuwe economische groei én meer duurzaamheid, gedragen door regio’s (zoals toegelicht in de vorige trends). Toenemende regionalisatie zoals wij voorzien zal samenwerking en groei op basis van kennis eerder bevorderen dan in de weg staan. Regio’s kunnen beter samenwerken dan natiestaten, omdat hun besturen beperkte bevoegdheden hebben, zij elkaar daarom minder concurrentie aandoen, en beter geworteld zijn in regionaal zelfbewustzijn.
Dit artikel bestaat uit de volgende onderdelen:
Inleiding: ziet de toekomst er somber uit?
Trend 1. Vrouwen gaan de toekomst bepalen
Trend 2. Organisaties worden gebouwd op vertrouwen
Trend 3. Nieuwe sociale verbanden zijn in opkomst
Trend 4. Duurzaamheid als breed gedragen doel
Trend 5. Decentralisatie van de industrie in een biobased society
Trend 6. Kleinschalige energievoorziening
Trend 7. Europa was, is en blijft een van de belangrijkste kennisleveranciers ter wereld
Conclusie: think global, act local