Duurzaamheid – blijvend belangrijk, of de waan van de dag? Wij denken het eerste. Des te belangrijker om zeer kritisch te zijn over duurzaamheid en de inhoud die belanghebbenden eraan geven. Weet u nog hoe enthousiast men was, tien jaar geleden, over biobrandstoffen? Wij zouden de CO2-uitstoot wel even met krachtige middelen reduceren. Tien jaar later domineren de vraagtekens, de ene beleidswijziging volgt op de andere, de stabiliteit die het bedrijfsleven vraagt voor investeringen is vervlogen – ook al zijn er nog overtuigde voorstanders. Het is beter om twijfels over duurzaamheid maar in een vroeg stadium te uiten, dat voorkomt patstellingen over tien jaar.
Lastige vragen
Neem de waardepiramide en de daaraan verbonden ideeën. Wij zouden groene grondstoffen zodanig moeten gebruiken dat zo veel mogelijk oogst van het land wordt omgezet in de hoogste schalen van deze piramide; dus voeding, chemicaliën en materialen eerder dan bio-energie en biobrandstoffen. De waardepiramide wordt gebruikt als argument tegen het biobrandstoffenbeleid. Want dit beleid stuurt biomassa juist naar de laagste waardesegmenten. Onjuist, verspilling.
Maar er knaagt een vraag. De waardepiramide rangschikt bioproducten naar hun geldelijke waarde – wil dat nu ook zeggen dat het volgen van deze piramide leidt tot het meest duurzame resultaat? Of het beste resultaat naar ethische maatstaven (welke ethiek men dan ook zou willen toepassen)? Sommigen kunnen denken dat we onnodig problemen maken door zulke lastige vragen te stellen – maar het is zeker niet onmogelijk dat deze vraag op komt als we op grote schaal biomassa gaan gebruiken voor industriële doeleinden.
Roadmap
Vragen als deze komen aan de orde in het workpackage ‘Economie, beleid en duurzaamheid’ van de TKI Biobased Economy, dat onder leiding staat van Patricia Osseweijer van de TU Delft. Ook minder filosofische kwesties. De onderwerpen in het workpackage bepalen sterk de acceptatie van (sterker nog: het enthousiasme voor) de biobased economy. Jacqueline Broerse van de Vrije Universiteit in Amsterdam doet bijvoorbeeld onderzoek naar de factoren die de houding van het publiek bepalen. Een belangrijk punt daarbij is hun houding tegenover innovaties. Ook al doet de ‘biobased economy’ slechts weinig harten sneller kloppen, mensen hebben vaak wel een primair gevoel bij innovaties. Voor welke worden ze wel enthousiast, voor welke niet? Van groot belang voor een ontwikkeling die zo sterk afhankelijk is van innovaties! ‘Gebruik vooral niet schaarste als argument,’ meent Jacqueline, ‘leg er de nadruk op dat het veel beter kan dan nu.’
Al deze maatschappelijke aspecten – ook op terreinen als economie, duurzaamheidscriteria, in kaart brengen van botsende belangen – komen bij elkaar in de ‘Innovatie & Maatschappelijke Roadmap BBE’, die de deelnemers aan het workpackage Economie, beleid en duurzaamheid gaan opstellen. De roadmap zal aan de hand van een aantal cases worden uitgewerkt. Trekker van dat project is Daniëlle de Nie van de Stichting Natuur & Milieu. Ja, de NGO’s doen nadrukkelijk mee. De roadmap heeft betrekking op ‘alle niet-technologische randvoorwaarden voor innovatie, op het gebied van beleid, regelgeving, economische aspecten en maatschappelijke acceptatie’. Doel: het bereiken van duurzame innovatie en maatschappelijke acceptatie. Zodat obstakels voor de biobased economy al in een vroeg stadium worden gesignaleerd.
Een diep politiek vraagstuk
Een van de projecten binnen het workpackage waarbij duurzaamheid nader wordt onderzocht is TBBF, ‘Towards a BioBased Future’ van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Kijk om te beginnen eens naar tijdschalen, zeggen ze daar. Duurzaamheid gaat in wezen om de lange termijn – we kunnen er daarom op korte termijn geen zekere uitspraken over doen. Proefprojecten en labtesten geven geen definitieve antwoorden. En al op de korte termijn doen zich grote problemen voor doordat wij (behalve bij calamiteiten) niet met zekerheid kunnen zeggen welke (markt)partijen bepaalde duurzame of onduurzame effecten veroorzaken. Gaat een ecosysteem achteruit? Meestal zijn daar vele oorzaken tegelijk voor, waardoor belanghebbenden de beschuldigende vinger naar elkaar kunnen uitsteken. Normering, certificering en standaardisatie van duurzaamheid is om zulke redenen een bijna onafzienbare taak.
In wezen, zo zegt men in Nijmegen, is duurzaamheid een diep politiek vraagstuk. Niemand weet waar de ‘balans’ tussen people, planet en profit ligt. Daardoor kunnen belanghebbenden het discours gemakkelijk in hun richting bijbuigen: het duurzaamheidsdebat staat vol met retoriek en parti-pris. De enige manier om daar uit te komen is door ervaring, reflectie en debat – zoals aan de orde in dit ‘workpackage’.