Een week nadat het IPCC de samenvatting van zijn nieuwste rapport publiceerde, was de opening van EFIB, het European Forum for Industrial Biotechnology. Volgens ons is duurzaamheid een belangrijke drijvende kracht voor de biobased economy, en wij vroegen ons dan ook af op welke manier biotechnologische bedrijven hiermee omgaan. Het antwoord is: wel… heel wisselend. Sommige bedrijven doen het uitstekend in duurzaamheid, vele doen het uitgesproken matig.
De bijeenkomst van EFIB in Brussel opende met twee spetterende presentaties van Belgische (dus Europese) bedrijven die zich geheel op duurzaamheid richten: Galactic en Ecover. Bedrijven voor wie duurzaamheid tot hun core business behoort en die daarmee ook nog spectaculair groeien. Heinz, Procter&Gamble en andere grote bedrijven die daarna in een forum aan bod kwamen, staken daarbij bijzonder bleek af. Al erkende de dame van P&G wel direct dat Ecover veel verder was. Maar zonder enige ironie konden ze een strategisch plan presenteren met een 20% reductie van hun footprint in 10 jaar tijd. De zelfgenoegzaamheid straalde van het podium af. Daarop aangesproken, doceerden ze over de moeite die het intern kost om duurzaamheid hoger op de agenda te krijgen.
Tegen zelfgenoegzaamheid
Contrasteer dat met de bevindingen van het IPCC, dat we na 25 jaar praten nog steeds op het business-as-usual scenario van CO2 uitstoot zitten. Internationaal overleg noch publieke opinie hebben ook maar enige merkbare terugval in de trend kunnen bewerkstelligen. Dat te constateren is geen oproep tot paniek omdat het (zee)water ons morgen tot de lippen zou staan, maar wel een krachtig argument tegen elke vorm van zelfgenoegzaamheid.
In de gepolariseerde discussie rond klimaatverandering grijpen tegenstanders nu het argument aan dat de wereldtemperatuur al tien jaar niet meer stijgt. Dat zal waar zijn, maar het is onwetenschappelijk omdat elke serieuze klimatoloog werkt met tenminste dertig-jaar-gemiddelden om klimaattrends te beoordelen. En over die periode van dertig jaar is het wereldklimaat aanzienlijk warmer geworden. Het temperatuurplateau zal zeker nog tien jaar moeten aanhouden om te kunnen spreken van een nieuwe trend. Voorstanders van ingrijpen voelen zich nu in de verdediging gedrongen en leggen uit dat er toch zeker nog heel ernstige verschijnselen te verwachten zijn, zoals een voortgaande stijging van de zeespiegel, sterker dan verwacht.
Tegen paniek
Het is buitengewoon ongelukkig dat voorstanders van klimaatingrijpen zich genoodzaakt voelen om zich in steeds sterkere bewoordingen uit te laten over klimaateffecten, denkend dat ze daarmee aan overtuigingskracht winnen; en dat in die geest een ‘terugval’ in de temperatuurstijging als een ‘zwakte’ kan worden gezien. Ze komen op die manier steeds dichter bij het preken van paniek. Wij zouden blij moeten zijn dat de natuur ons – om tot nu toe onbekende redenen – enig respijt geeft om onze zaken op orde te krijgen.
Maar het is onrustbarend dat Tertium – een Nederlands bedrijf dat de publieke opinie ten aanzien van de biobased economy onderzoekt – constateert dat de meeste mensen wel iets aan duurzaamheid willen doen, maar liever niet als consument (meer betalen voor duurzaamheid) of op het werk (de baas aanspreken op zijn footprint). Dat zijn nu juist de twee meest effectieve methoden. Geen wonder dat veel grote bedrijven business-as-usual eigenlijk wel zo comfortabel vinden, ze worden niet werkelijk uitgedaagd.
Maar business-as-usual is geen optie meer. Elke redenering die de potentiële ernst van klimaateffecten in twijfel trekt, kunnen we nu wel bestempelen als kortzichtigheid. We zullen dus krachtig moeten voortgaan op de enige weg die verdedigbaar is: vermindering van onze emissies. En beter opletten waar en hoe wij werken, en bij wie wij kopen.