Bloembollen, een prachtig product. Toeristen verbazen zich elk jaar weer over de paarse, gele en rode velden in de bollenstreek. Nederlandse snijbloemen en bloembollen zijn zeer gewild. Maar zouden ondernemers niet méér kunnen doen met de vele waardevolle stoffen in hun product? Waardoor zij nieuwe waarde scheppen en tegelijkertijd hun afvalprobleem verkleinen?
Deze week verkenden bollentelers deze vraag bij het Innovatie- en Demonstratiecentrum (IDC) Bollen en Vaste planten in Lisse. Op zo’n IDC kunnen ondernemers terecht voor hun kennis- en innovatievragen. Duurzaamheid en winstgevendheid staan voorop bij deze innovatiecentra.
Kleurstoffen uit bloemblad
Bloembollen en andere delen van de plant die niet worden gebruikt (soms bloembladen) bevatten kleine hoeveelheden van vele waardevolle stoffen. Vaak wordt hierbij het voorbeeld genoemd van galantamine, een medicijn tegen Alzheimer dat kan worden gewonnen uit de narcis. Maar het is lang niet altijd duidelijk of het winnen van zo’n stof een sluitende businesscase kan opleveren. Misschien kan galantamine toch goedkoper synthetisch worden gemaakt dan uit bloembollen? Misschien is het registreren van een medicijn zó duur dat een kleine speler daar niet aan kan beginnen?
Op de bijeenkomst ‘Biobased kansen voor bollentelers en vaste plantenkwekers’ passeerden vele van deze voorbeelden de revue. Zo had een de inleiders uitgerekend dat er in de 170 ton bloemblad (drooggewicht) dat jaarlijks in de bollenstreek wordt weggegooid, 50 kg anthocyanen zit. Anthocyanen zijn plantaardige kleurstoffen, verantwoordelijk voor bijvoorbeeld de kleur van rode kool en van herfstbladeren. Sommige van deze stoffen zijn zeer veel waard, tot wel € 40.000 per gram. Zou het niet zinvol zijn, te zien of dit voor telers van bloembollen geld kan opleveren? Een ander voorbeeld zou kunnen zijn het winnen van geurstoffen uit lelieknoppen, beter gezegd: voorlopers van geurstoffen. Want bij de kweek van bloembollen van dit gewas worden lelieknoppen genipt vóór de bloei; ze bevatten dan nog niet de geurstoffen zelf, maar al wel de voorlopers ervan. Dus met een of twee chemische handelingen zouden de geurstoffen uit de lelie kunnen worden vrijgemaakt. Op papier ook een zeer aantrekkelijke zaak.
Een ‘bibliotheek’ van de inhoud van bloembollen
Onderzoekers hebben de samenstelling van vele bloembollen onderzocht en complete lijsten aangelegd van voorkomende stoffen, de ‘bibliotheek’ in vaktermen. Maar in de bibliotheek staat niet welke industrieën geïnteresseerd zijn in deze stoffen. Chemici zouden erop moeten studeren om te komen tot voorstellen voor winstgevende projecten. Al pratende op de bijeenkomst kwamen er diverse voorbeelden naar voren, niet alleen uit bloembollen. Zoals dat van de Drentse teler die voor de farmaceutische industrie vingerhoedskruid (digitalis) gaat kweken onder glas om daaruit digoxine te winnen, een medicijn tegen hartfalen. Het winnen van latex (voor de productie van rubber) uit Russische paardenbloemen. En de teelt van weegbree voor de productie van (onder meer) aucubine, een sterke antibacteriële stof. En misschien zouden onderzoekers eens naar de landen van oorsprong van onze bloembollen moeten gaan, zoals Turkije, om uit volksverhalen op te tekenen welke medicinale toepassingen de oervormen van onze planten daar hebben. Als richtsnoer voor verdere research hier: identificatie van de actieve stof, proefnemingen, marktverkenning. Na het vormen van een sluitende businesscase volgt nog een proces van veredeling, om de opbrengst zo groot mogelijk te maken.
De markt
De grote vraag is steeds: bestaat er in de markt vraag naar onze stoffen uit bloembollen? Er waren bijna geen mensen uit de cosmetische hoek, en al helemaal niet uit de farmaceutische industrie. Al vinden er wel gesprekken plaats. Misschien, gelet op de strenge toelatingseisen bij de farmacie, liggen er meer kansen bij cosmetica. De doorslaggevende succesfactor bij een toenadering blijkt wederzijds vertrouwen te zijn. Dat wil zeggen: investeren in de toekomst, want vertrouwen moet je winnen. Misschien wel met de ‘bibliotheek’ in de hand, om te zien of men tot elkaar kan komen.
Als de telers geen markten kunnen vinden voor de bijzondere chemische stoffen in hun bloembollen, kunnen ze altijd nog de bulkmarkt opzoeken: de benutting van vezels, suikers en eiwitten. Om te beginnen als veevoer. Of, als dat niet lukt, onderploegen als bodemverbeteraar. Of laten verwerken tot biogas bij de regionale afvalverwerker. Al brengt dat aanzienlijk minder op.