Ze waren met tientallen gekomen naar de Balie in Amsterdam, naar het Winddebat, om zich te laten horen. Tegenstanders van windenergie. Hun komst en vooral hun inzet toonde aan dat het debat over windenergie nog lang niet is gaan liggen. Met zulke gemotiveerde tegenstand is het halen van de doelstellingen van het Energieakkoord, nu een jaar geleden gesloten, nog steeds geen vanzelfsprekende zaak.
Argumenten en belangen bij windenergie
Het debat over windenergie speelt zich af op twee niveaus. Het eerste is dat van de argumenten, waarover de deskundigen met elkaar in discussie gingen. Het tweede niveau is dat van de belangen, dat bezit nam van de discussie toen de zaal aan het woord kwam. Op het eerste niveau is een aantal argumenten nu wel uitgewoed (hoe lang duurt het voordat een windturbine zijn eigen energie-investering heeft terugverdiend?). Het gaat nu vooral om de ‘systeemeffecten’ in het elektriciteitsnet: hoeveel van de energiewinst van de windturbines blijft over nadat hun effect op andere centrales, die minder efficiënt worden, in rekening is gebracht? De discussie daarover gaat al snel boven de pet van de gewone burger. Al kan nog wel het punt blijven hangen: ja, maar systeemstudies en modelberekeningen, daar vertrouwen we niet op – we moeten echte meetgegevens hebben. Niet dat burgers die meetgegevens kunnen interpreteren, maar voor zover zulke gegevens geheim worden gehouden (en daar leek het gisteravond op), kunnen ze maar beter openbaar worden gemaakt. Alles wat geheim is, is immers verdacht en leidt tot samenzweringstheorieën.
Op het tweede niveau, dat van de belangen, spelen al evenzeer schimmige zaken. Waardedaling van huizen rond een windturbine is een belangrijk argument. Dat effect zal zeker zijn opgetreden – maar als algemeen argument is het net zo vaag als de ‘systeemeffecten’ van windturbines. Voor de draad ermee, laat het uitzoeken! En als de deskundigen het onderling oneens zijn, sluit ze samen op totdat ze eruit zijn. Maar op de achtergrond staat natuurlijk echte hinder die mensen ondervinden, voor een belangrijk deel niet eens uit te drukken in termen als ‘slagschaduw’ en ‘visuele hinder’, omdat het gaat om echte ergernis.
Ergernis door anonieme machten
Nog wel het meest ongrijpbaar bij die ergernis is het gevoel dat de zeggenschap over je omgeving aan je wordt ontnomen. Een anonieme investeerder, bijvoorbeeld een elektriciteitsbedrijf, weet een vergunning te krijgen voor een windturbine. De aandeelhouders en directie van dat bedrijf wonen ver weg maar het ding staat pal in jouw gezichtsveld. Om gek van te worden. Daarom is de mantra in de windsector dat de omgeving betrokken moet worden bij windenergie. Wanneer dat apparaat geld verdient voor jou, voelt het heel anders. Zelfs wanneer het geld verdient voor boer Jansen zijn we nog wel bereid een oogje toe te knijpen. Maar niet voor anonieme investeerders, die toch al steeds meer te boek staan als graaiers.
Maar juist op het punt van betrokkenheid van de omgeving gaan de ontwikkelingen de verkeerde kant op. Gemeenten en provincies zijn bezig een halt toe te roepen aan de ‘wildgroei’ van windmolens. Geen losstaande molens meer bij individuele boerderijen. Opstelling van de molens in parken, veel netter. Planmatig vorm geven aan de ruimte. Maar precies deze aanpak tilt het neerzetten van windturbines naar een niveau dat ongrijpbaarder is voor de burger en juist toegankelijker voor investeerders. Want het gaat dan meteen om zeker tienmaal zo grote investeringen, niet te behappen voor de bijklussende boer. Burgers en kleine investeerders kunnen nu alleen nog meedoen wanneer er een tussenlaag wordt geschapen, een coöperatie die betrokkenheid en geld organiseert en bureaucratische rompslomp overwint. Zoals Windunie of de Windcentrale. En dan nog moeten ze zorgen voor voldoende lokaal draagvlak om de tegenstanders geen wind in de zeilen te geven.
Concurrentie van steenkool tegen dumpprijzen
Ik kan met de beste wil van de wereld moderne windturbines niet lelijk vinden, maar ik ken genoeg mensen die ze een aanfluiting vinden in het landschap. Voor mij misstaan ze totaal niet in open land, zeker niet in landschappen die toch al ‘technisch’ van karakter zijn, zoals Flevoland. Maar ik vraag me wel af of de laatste generatie turbines niet te groot wordt voor welk landschap dan ook. Ik begrijp dat turbines hoger en groter moeten worden, om goedkoper stroom te kunnen leveren. Maar nu de kolenprijzen zó laag zijn (in de VS verdrijft schaliegas de steenkool uit de centrales, en die kolen worden hier tegen dumpprijzen verkocht), kan een fatsoenlijke windbouwer daar niet tegenop. We zouden niet steeds monsterlijker machines moeten bouwen maar eindelijk de CO2-belasting moeten invoeren, die er al lang had moeten komen toen het Europese systeem van emissiehandel mislukte.
In het Energieakkoord van 2013 vervult windenergie een sleutelrol bij het terugdringen van de CO2 emissies. Maar het akkoord heeft de windsector ook tussen twee vuren geplaatst. Hij heeft aan de ene kant tot taak gekregen, tot 2023 voldoende vermogen te bouwen: 6.000 MW op land en 4.400 MW op zee. Tegelijkertijd is er een plafond bepaald voor de financiële steun die de windsector daarvoor zal krijgen. Met jongste ontwikkelingen is er nog lang geen duidelijkheid over de vraag of de sector aan deze dubbele opdracht kan voldoen.