‘Als bedrijf willen we de wereld voeden, CO2 besparen, bijdragen aan een groene economie die meer groene grondstoffen verwerkt, verbeteren van de levenskwaliteit. Maar wij willen ons altijd toeleggen op innovaties en deze beschikbaar maken voor consumenten. Om dat mogelijk te maken moeten we samenwerken met bedrijven die consumentenartikelen verkopen.’ Dat zegt Tina Sejersgård Fanø, vicepresident Business Operations EMA (Europa, Midden-Oosten, Afrika) van Novozymes.
Voor bedrijf dat zich toelegt op innovaties is Novozymes vrij groot. Het heeft vestigingen in alle werelddelen en heeft in totaal zo’n 6.000 mensen in dienst. De naam van het bedrijf valt overal waar het gaat om enzymen en industriële biotechnologie. Het bedrijf brak door met het maken van enzymen die wassen bij lage temperatuur mogelijk maken, en daarna leverde het een grote bijdrage aan de ontwikkeling van tweede generatie ethanol. En het blijft zich diversifiëren. Het bedrijf heeft nu ontwikkelingslaboratoria niet alleen in Denemarken, maar ook in Brazilië en China en (snel groeiend) in de VS. In de grote hal van EFIB in Reims zitten Tina en ik aan een bescheiden tafel.
Hoe kijkt u aan tegen de verhouding van eerste en tweede generatie biobrandstoffen? Hoe sterk bent u aanwezig in de tweede generatie? Verwacht u dat biochemicaliën belangrijker worden dan biobrandstoffen?
De eerste generatie biobrandstoffen vormt de grootste sector, en dit zal nog wel even zo blijven, omdat deze sector veel waarde schept. De tweede generatie begint nu snel te groeien. Wij zijn nemen deel in tweede-generatiefabrieken, zoals de fabriek van € 150 miljoen in Crescentino in Italië (met Novamont), GranBio & Raizen in Brazilië. Omzetting van biomassa zal voor ons waarschijnlijk de grootste groeisector zijn. Wij hebben succes met de ontwikkeling van nieuwe technologieën om cellulose uit biomassa af te breken tot suikers, die kunnen worden vergist tot ethanol als biobrandstof. Met omzetting van biomassa kunnen we meer waarde ontwikkelen uit landbouwgrond, terwijl we ook onze afhankelijkheid van olie verkleinen en de uitstoot van broeikasgassen verminderen. Maar ook eerste-generatietechnologieën scheppen veel waarde in termen van werkgelegenheid op het platteland, en vermindering van CO2-uitstoot en de afhankelijkheid van olie.
Suikers van de eerste of tweede generatie kunnen ook worden omgezet in vele chemicaliën, als duurzaam alternatief voor traditionele petrochemische producten. Groene chemicaliën beginnen nu sterk te groeien. Samen met BASF en Cargill maken we groen acrylzuur, dat BASF gebruikt voor het maken van superabsorberende kunststoffen. We hebben een sterke positie in de totale markt van industriële enzymen. Momenteel bedraagt ons marktaandeel 48% (DSM 6%, Dupont 20%, anderen 26%).
Verwacht u in de komende tien jaar investeringen in bioraffinaderijen in Europa? Zouden kleine bioraffinaderijen (< € 20 miljoen) levensvatbaar zijn? Welke factoren bepalen hun omvang?
Wat is een bioraffinaderij? Misschien is een biogasinstallatie op een boerderij wel een kleine bioraffinaderij, en die is kleinschalig. Maar in het algemeen is een grote schaal nodig om de productiekosten terug te dringen. De fabriek in Crescentino is groot vanwege zulke schaalvoordelen. En dat zal gelden voor vele fabrieken. Groene energie kan misschien wel worden geproduceerd op kleine schaal. Voor die markt geldt dan een oud Deens gezegde: vele stromen maken een grote rivier.
Kunt u iets zeggen over uw samenwerking met Monsanto? Doeleinden? Strategie?
Wij hebben samenwerking gezocht met Monsanto omdat zij toegang hebben tot veldexperimenten en markten. Zij hebben weer onze onderzoekscapaciteit nodig. Door deze alliantie BioAg is onze R&D op het gebied van de landbouw enorm gegroeid. Wij verwachten in de komende twee jaar zo’n 100 nieuwe onderzoekers aan te nemen en DKK 200 miljoen ($ 35 miljoen) te investeren in BioAg R&D, inclusief de opbouw van een nieuw laboratorium in North Carolina. Wij hebben op dit moment in dit project al 80 onderzoekers aangenomen. Binnen het samenwerkingsverband is Novozymes verantwoordelijk voor productie en levering van microbiële producten aan Monsanto, terwijl Monsanto de leiding heeft bij veldexperimenten, registratie en commercialisatie van alle producten van de alliantie. Het doel is, te komen met een geheel nieuw soort microbiële oplossingen voor landbouwgewassen, fruit en groente over de hele wereld. Sommige van onze biologische opbrengstverhogende producten bijvoorbeeld groeien langs de wortel van een plant, waardoor deze meer fosfaat uit bodem en kunstmest kan opnemen; de boer krijgt op die manier meer opbrengst met even veel kunstmest. Andere producten hebben tot doel de oogst te beschermen tegen ziekten en plagen.
Veel mensen hebben zich afgevraagd waarom u deze samenwerking bent aangegaan. Persoonlijk zou ik mijn vingers natellen als ik hen de hand had geschud. Ik ben bang dat de wereldvoedselvoorziening zelfs in gevaar kan komen als patenten op zaden (zoals opgelegd door Monsanto) overal geldig zouden worden. In Europa hebben wij het systeem van het kwekersrecht waarmee anderen voort kunnen bouwen op al behaalde resultaten (d.w.z. zaden) wanneer zij daarvoor rechten betalen; een systeem dat innovatie in de keten eerder bevordert dan tegenwerkt. En we kennen bedrijven die zijn gestopt met alle innovaties nadat ze waren overgenomen door Monsanto.
Ik kan over de samenwerking zeggen dat we een zeer toegewijde partner hebben gevonden en dat ons doel duidelijk is: het potentieel van BioAg wereldwijd versnellen om boeren in staat te stellen een betere oogst te halen van hun land, terwijl wij ook de natuurlijke hulpbronnen van de wereld beter beschermen.
U bent Deense, dus het begrip plattelandsontwikkeling moet u uit het hart zijn gegrepen. Denkt u dat de producten van uw bedrijf hieraan bijdragen?
Ja, zeker. Gelukkig wel. Er zijn veel banen te scheppen met producten als biobrandstoffen. En niet alleen in de industrielanden. Met onze biologische oplossingen willen wij bedrijven helpen gezonder te worden, in een schoner milieu en met betere leefomstandigheden. En daarmee grote maatschappelijke problemen aan te pakken, zoals het wereldvoedselprobleem, de uitputting van hulpbronnen, en klimaatverandering.