Lang geleden, in de jaren ’70 van de vorige eeuw, zaten milieumensen als ik met een dilemma, kort gezegd: vervuiling of soberheid. Welvaart bracht vervuiling met zich mee, dus het alternatief voor vervuiling was in laatste instantie het aanhalen van de broekriem. Tegenwoordig hoeft dit probleem niet meer te spelen: duurzaamheid en economische ontwikkeling gaan samen in groene groei.
Betekent duurzaamheid ‘terug naar het stenen tijdperk’?
Ook in de jaren ’70 was het verband tussen welvaart en vervuiling veel minder sterk dan men dacht. In de praktijk bleek het energiegebruik bijvoorbeeld steeds weer minder te stijgen dan het BNP, door energiebesparing. Maar echt serieus nam men dit verschijnsel niet; mensen als Amory Lovins die zeiden dat energiebesparing de grootste energiebron was, werden beschouwd als ongevaarlijke gekken. Achteraf moeten we zeggen dat wetenschap en technologie nog niet consequent de weg naar duurzaamheid hadden ingeslagen. Het publieke beeld (en het zelfbeeld) van de technologie was dat deze de motor was van de ‘vooruitgang’, een autonoom proces; de weg hiervan stond vast, een weg gekenmerkt door schaalvergroting met vervuiling als treurig maar onontkoombaar bijverschijnsel. Het toppunt van wetenschap was de kernfysica, een tak van wetenschap en technologie waarin de materie wordt bewerkt met veel geweld, met nagenoeg eeuwig blijvend afval tot gevolg. De toponderzoekers waren kernfysici (weliswaar bèta), met alfamannen als Edward Teller die van tijd tot tijd de mensheid bars toespraken om deze weer op het rechte pad van de ‘rationele’ technologische ontwikkeling te brengen. In dit klimaat kon duurzaamheid gemakkelijk worden beschouwd als anti-rationeel; wie pleitte voor ‘milde technologie’ werd er al snel van beschuldigd dat deze de mensheid eigenlijk ‘terug zou brengen naar het stenen tijdperk’ (echt, in het bedrijfsleven was dit destijds een gevleugelde uitdrukking).
Echo’s van deze gedachten komen nog steeds uit kringen van kortzichtige conservatieven. Maar intussen heeft de technologie een totaal andere ontwikkelingsrichting gekregen, zoals wij hebben laten zien in ons boek ‘Groene groei, Naar de maatschappij van 2040’. In bedrijfstakken als high-tech, chemie, land- en tuinbouw en energie gaat het toegepaste onderzoek nog maar om één thema: meer bereiken met minder middelen – het maken van kwalitatief hoogwaardiger producten, die preciezer zijn in hun werking, met gebruik van minder grondstoffen, minder energie en minder ruimte, en met minder neveneffecten (zoals vervuiling en energieverlies). Dit is het principe van groene groei. Duurzaamheid en economische ontwikkeling lopen hier parallel – zij blijven onderscheiden maar dienen elkaar.
Duurzaamheid en groene groei
Toch maken voorstanders van duurzaamheid hier weinig gebruik van. Zij concentreren hun aandacht veelal op het klimaatprobleem, en leggen de nadruk op wetenschappelijk bewijs dat de mensheid rampen tegemoet gaat. Maar de maatschappelijke setting van het debat is totaal anders: het gaat niet om wetenschap maar om belangen en ideologieën. De framing van het klimaatprobleem leidt tot veel meer belangentegenstellingen dan nodig. Want fossiele energie is nodig voor welvaart – toch? Zodat verzet hiertegen alle spoken uit het verleden kan doen herleven (aanhalen van de broekriem, irrationaliteit, verzet tegen de vooruitgang). Meestal op meer subtiele wijze verwoord, zoals in de bekende bon mot ‘windmolens draaien op subsidie’. Het frame ‘groene groei’ zou daarentegen het maatschappelijk debat over duurzaamheid een positieve wending geven.
Voor de voorvechters van duurzaamheid kunnen we het vraagstuk nog anders formuleren. Stel nu dat de wereld inderdaad het klimaatprobleem serieus zou nemen en op zo kort mogelijke termijn zou overgaan op duurzame energie – zou de wereld daarmee duurzaam zijn geworden? Neen, want de industriële structuur zou nog uit het tijdperk van fossiele brandstoffen stammen. De petrochemische industrie zou nog bestaan; er zou niets zijn gedaan aan een meer efficiënte grondstoffenvoorziening; de economie zou nog veel afval produceren; armoede en honger zouden niet zijn uitgebannen. Met de ontwikkeling van duurzame technologie vatten wij al deze problemen aan, en scheppen bovendien nieuwe bedrijvigheid. De ‘cleantech’ sector is de motor van nieuwe economische ontwikkeling, een sector die in tegenstelling tot ICT echte spullen maakt (maar dan wel ‘groen’), niet slechts diensten, en die echte nieuwe banen schept. Waarom de focus niet daarheen verlegd?
Waarom groei?
Voorvechters van duurzaamheid zijn vaak, in het voetspoor van milieu-econoom Roefie Hueting, tegenstanders van ‘groei’. Vanuit filosofisch standpunt stellen ook vader en zoon Skidelsky de groei ter discussie. Waarom dan toch ‘groene groei’? Omdat groei verandering en ontwikkeling is, het tegendeel van groei is stilstand. Kwantitatieve groei, bijvoorbeeld van het BNP, is niet het doel; misschien heeft ‘meer resultaat met minder middelen’ zelfs een negatief effect op het BNP, dat immers zowel resultaten als middelen meet. ‘Groene groei’ geeft aan dat de maatschappij zich moet blijven ontwikkelen om grote problemen als honger en klimaatdreigingen te boven te komen. Groene Groei gaat om verbetering van de kwaliteit van leven, en daarmee ook van de economie, voor meer mensen, met minder schade aan natuur en milieu. Om de titel van deze column te herhalen: duurzaamheid heeft voor zijn welslagen groene groei nodig!