Genetische modificatie: groeiende kloof tussen publieke perceptie en industriële praktijk

Ze zijn zo mooi, de advertenties van producten die ‘100% natuurlijk’ zijn. In pastelkleuren zweven ons schattige bloemen en beestjes voorbij. Natuurlijk is ‘in’. Voor de consument die ‘puur’ wil wordt de wreedheid van de natuur goed verborgen gehouden. En ook dat steeds meer van deze producten worden gemaakt met behulp van genetische modificatie. Het publiek weet het niet, sterker: wil het misschien ook niet weten. Wat te doen?

Gemodificeerde algen
Vliegtuigbrandstof uit gemodificeerde algen wordt steeds goedkoper.

De kloof wordt dieper

De ontwikkeling van genetische modificatie is weer in een nieuwe stroomversnelling gekomen. De CRISPR-technologie, waarmee modificaties opnieuw veel sneller en goedkoper kunnen worden aangebracht, is nog maar een paar jaar oud maar wordt al op grote schaal toegepast (en ter discussie gesteld). Terwijl industriële doorbraken minder worden gemeld door de gedaalde olieprijs, zwelt achter de schermen alweer een nieuwe golf van technologische mogelijkheden aan. Vooral ook door combinatie met synthetische biologie, waarbij onderzoekers van achter de computer nieuwe genen ontwikkelen die niet in de natuur voorkomen. Vliegtuigbrandstof uit gemodificeerde algen wordt bijvoorbeeld snel goedkoper. Maar de publieke acceptatie blijft achter, sterker nog: de anti-GMO gevoelens lijken zich te verharden, veel mensen zijn ronduit tégen, onbewust van de mate waarin alledaagse producten als medicijnen, voeding en schoonmaakmiddelen al worden gemaakt met behulp van genetisch gemodificeerde organismen. Maatschappelijke organisaties die zich tegen GMO’s verzetten, zoals Greenpeace, Friends of the Earth en in mindere mate de Consumentenbond, volharden eenvoudig in hun afwijzing. In de wandelgangen geven hun vertegenwoordigers soms wel toe dat deze ideeën niet goed stand houden tegen argumenten, niet realistisch zijn in het licht van de praktijk en ook geen onderscheid maken tussen verschillende soorten biotechnologie, maar ze voegen eraan toe ‘dat ze niet anders kunnen omdat zij anders de steun van hun achterban zouden verliezen’. De organisaties houden dus de anti-GMO standpunten levend, waarvan zij zelf vervolgens de gevangene worden.

Ook op de bijeenkomst ‘industriële biotechnologie’, deze week belegd door RIVM en Rathenau Instituut in Den Haag, vonden de deelnemers niet de oplossing voor dit probleem. Iedereen weet dat de publieke opinie een nieuwe technologie kan maken en breken; genetische modificatie was dertig jaar oud, en werd al veel toegepast, toen het publiek besefte wat er aan de gang was en er een krachtige tegenbeweging ontstond. Industrieën vrezen voor een grote afstraffing door het publiek en houden geheim dat zij ergens in hun productieketen gebruik maken van GMO’s; misschien op den duur wel schadelijker dan openheid. Een bedrijf als Ecover dat wel probeert openheid te betrachten, lukt het niet de scheidingsmuren te doorbreken. Tom Domen van Ecover signaleerde dat er een romantisch idee van natuurlijkheid heerst bij het publiek, alsof de zaken ten slechte zouden keren als de mens erbij betrokken zou raken – een idee dat zij zouden willen doorbreken. Maar de maatschappelijke organisaties, de natuurlijke achterban met wie Ecover voortdurend in gesprek is, blijven vierkant tegen elke toepassing van genetische modificatie. Ook als de alternatieven niet duurzaam zijn.

BT katoen
Er zijn culturele verschillen tussen volkeren, die kunnen leiden tot een ander beleid rond GM gewassen als BT katoen.

Culturele verschillen in perceptie van genetische modificatie

En misschien zijn er wel diepe culturele verschillen tussen volkeren die de houding van het publiek mede bepalen. In zijn tot nadenken stemmende boek ‘Cultural Politics and the Transatlantic Divide over GMOs’ (Palgrave MacMillan 2015, ISBN 978-0-230-28457-9), belicht Hannes R. Stephan de verschillen in beleving van de ‘natuur’ tussen Europeanen en Amerikanen, en de invloed die deze hebben op het beleid ten aanzien van genetische modificatie. Voor Europeanen is de natuur oorspronkelijk een bron van mythen en mysteries waarvan de mens mede deel uitmaakte; dit mondde uiteindelijk uit in het romantische idee van pastorale schoonheid, vaak verbonden met nationalistische gevoelens. Dit is al lang de bron geweest van verzet tegen technologische ingrepen in de natuur. In de Nieuwe Wereld schudden de immigranten dit idee snel af omdat ze een ‘wild’ continent te ‘veroveren’ hadden. Het Amerikaanse beeld van de ‘ongerepte’ natuur is minder sterk dan het Europese beeld van pastorale schoonheid omdat de mens daar niet zelf deel van uitmaakt, en dit verklaart in de ogen van Stephan mede het verschil in aanvaarding van groene biotechnologie (modificatie van planten) tussen beide continenten. Maar dan nog: als wij kijken naar de industriële biotechnologie (modificatie van micro-organismen), dan aanvaarden ook Europeanen dat hun antibiotica grotendeels worden gemaakt met behulp van GMO’s. Zou deze ‘aanvaarding’ eigenlijk alleen berusten op onwetendheid? Of zou een nieuw begrippenkader met ‘precisie’ (-geneeskunde, -technologie) als kern een opening kunnen bieden?

De deelnemers waren het er in het algemeen over eens dat de synthetische biologie steeds belangrijker wordt voor het welslagen van de bio-economie en dat overheden die technologie moeten ondersteunen. Maar, zoals Dirk Stemerding van het Rathenau Instituut het formuleerde: de industrie moet het lef hebben om eerlijk te zijn, de maatschappelijke organisaties moeten het lef hebben om te leren, en de overheid moet het lef hebben om in te grijpen. Voorlopig is er bij geen van deze partijen veel beweging te ontdekken.

(Visited 15 times, 1 visits today)

Plaats een reactie