In ons interview met Rudy Rabbinge hadden we het ook over de toekomst van de landbouw. Hoe kan deze zich ontwikkelen op zo’n manier dat deze de aarde van voedsel blijft voorzien bij een groeiende wereldbevolking? En ook nog grondstoffen levert voor constructiematerialen, kleding en kunststoffen in een biobased economy?
Dit is het tweede artikel naar aanleiding van een gesprek met Rudy Rabbinge. Het eerste werd gepubliceerd op 3 september.
Naar precisielandbouw
Rudy Rabbinge is ervan overtuigd dat opbrengsten omhoog kunnen en milieueffecten omlaag. Hij heeft zich zijn leven lang ingezet voor een voortdurende daling van het gebruik van bestrijdingsmiddelen; vooral door ‘geleide bestrijding’: ingrijpen alleen wanneer en voor zover nodig. Terwijl bestrijdingsmiddelen veertig jaar geleden nog op vaste tijdstippen werden gebruikt, gebeurt dat in de moderne landbouw alleen als de betreffende ziekte wordt geconstateerd en onacceptabele schade gaat optreden. De waarneming van het gewas neemt daardoor een zeer belangrijke plaats in. Is de ziekte er? Is er schade? Dan ingrijpen, anders niet. De consequente toepassing van deze richtlijnen heeft geleid tot de ontwikkeling van de precisielandbouw, en deze vertegenwoordigt de toekomst van de landbouw wereldwijd – exact tegen de algemene en soms onnodige toepassing van een middel als roundup in. Rabbinge: ‘Door beter management verminderen we niet alleen de milieulast maar verbeteren we ook de opbrengst; ziekten en plagen zijn grotendeels het gevolg van mismanagement.’
‘Met precisielandbouw kunnen opbrengsten verder omhoog terwijl de milieueffecten omlaag gaan. De ervaring wijst uit dat de meest efficiënte landbouwsystemen het kleinste milieueffect hebben. Dit is contra-intuïtief, maar goed verklaarbaar. Want bij efficiënte landbouw zijn alle processen nodig voor de productie, waardoor er bijvoorbeeld in de geïrrigeerde rijstteelt weinig koolstof overblijft voor anaerobe (en verstorende) processen. Dit verband is vaak aangetoond, juist bij de verbouw van rijst. De toekomst van de landbouw ligt dan ook niet in extensivering, zoals bij de biologische landbouw, maar in intensivering met vermindering van milieuschade. Extensivering zou uitbreiding van het areaal betekenen en geen vermindering van milieubelasting betekenen. Met intensivering bereiken wij een hoge productiviteit op goede gronden en maken daarmee ruimte vrij voor natuur. We moeten het daarom in de landbouw steeds beter doen. Voor die permanente verbetering moeten we geen methode onbenut laten, inclusief toepassing van GM technologie. De enige uitzondering daarop moeten we maken als er ethische overwegingen in het spel zijn. En dat zou het geval kunnen zijn met transgene modificaties, zoals in het geval van gouden rijst. Maar een daarop toegespitste discussie is niet mogelijk in het huidige klimaat, waarin veel tegenstanders alle kwesties betreffende GMO’s op één hoop gooien, en belangrijk en onbelangrijk voortdurend door elkaar halen.’
De potentie van GMO’s – onder voorwaarden
Toch begrijpt Rabbinge de bezwaren tegen GMO’s in de landbouw wel, voor zover deze voortkomen uit het bedrijfsmodel van Monsanto. Want dit gaat recht in tegen de vereisten van de precisielandbouw. ‘Het bedrijfsmodel van Monsanto is niet alleen een bedreiging voor de wereldvoedselsituatie maar ook een bedreiging voor het milieu omdat het onze afhankelijkheid van roundup versterkt. De door Monsanto gepropageerde vorm van landbouw berust op het onkruidvrij maken van akkers met roundup; daarna kan de boer gewassen planten die met GM resistent gemaakt zijn tegen het middel. Maar zoals bij alle bestrijdingsmethoden: op den duur ontwikkelen sommige planten resistenties; of sommige schadelijke gewassen worden systematisch bevorderd en kunnen dan niet meer met de gebruikelijke middelen worden bestreden. Elke vorm van onkruidbestrijding loopt het risico dat deze leidt tot een vicieuze cirkel van verdere en meer intensieve bestrijding. Wij zouden integendeel op den duur geen onkruidbestrijdingsmiddelen meer nodig moeten hebben – een ideaal dat we misschien nooit zullen halen maar waar we wel naar moeten streven. We zouden bijvoorbeeld veel beter moeten kijken naar de manier waarop de natuur zelf plagen bestrijdt, en daarvan gebruik maken. Zoals door schimmels te bestrijden met gisten, een methode die wij in de jaren ’70 hebben geïntroduceerd in de tarweteelt.’
‘Er is niets mis met groene biotechnologie, maar er is wel iets mis met de manier waarop deze wordt toegepast. Met het verlenen van patenten op zaden wordt innovatie afgeknepen in plaats van gestimuleerd, en dat terwijl we innovatie zo hard nodig hebben om zowel productie- als milieuproblemen te overwinnen. De toekomst van de landbouw ligt in preciezer en schoner produceren, en GMO’s kunnen daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Met GM technologie is het bijvoorbeeld veel eenvoudiger om bananenvariëteiten te kweken die resistent zijn tegen de panamaziekte (die een groot deel van de bestaande aanplant wereldwijd bedreigt). Hetzelfde geldt voor de aardappel en resistentie tegen phytophtora. Het kweken van soorten die medicinale stoffen maken kan veel eenvoudiger met GM technologie. En er zijn aantrekkelijke vergezichten. Zo is de research naar planten die hun eigen stikstofbehoefte vastleggen al ver gevorderd; maar toepassing vereist gebruik van genetische modificatie.’
Kortom, Rabbinge ziet voor zich een landbouw die preciezer en schoner wordt, een model dat steeds beter de idealen van de precisielandbouw verwezenlijkt. GMO’s kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Maar, zoals hij in zijn interview al aangaf: alleen wanneer zij kunnen worden toegepast in een innovatief klimaat; en niet wanneer vindingen, zoals nu, voortdurend worden afgeschermd door patenten.