Veel maatschappijdeskundigen beroepen zich op fundamentele natuurwetten om hun argumenten kracht bij te zetten. Prima, zolang hun interpretatie ook wetenschappelijk aan de maat is. Daar ontbreekt het helaas nogal eens aan. Economen beschouwen de planeet aarde als een gesloten systeem en dit leidt tot onnodig veel doemdenken. Een levend systeem aan zichzelf overgelaten gaat inderdaad achteruit door toenemende entropie (wanorde); maar binnenkomende energie van de zon kan dit opheffen en zelfs zorgen voor voortdurende verbetering.
Veel economen zijn te pessimistisch
Met wisselend gemoed heb ik het boek ‘Ontgroei’ gelezen. Het is een verzameling essays van 56 geleerden die zich zorgen maken over de toekomst van onze economie: vooral economen, enkele filosofen, maatschappijonderzoekers, milieukundigen en een spaarzame moleculaire (natuurwetenschappelijke) denker. De teneur is dat het allemaal minder moet, dat we de spaarzame en eindige middelen beter moeten verdelen en dat het huidige systeem van (gematigde) groei ten dode is opgeschreven. Het boek pretendeert een wereldwijd platform van bezorgde denkers te vertegenwoordigen. De titel Degrowth wil het allemaal samenvatten. De Nederlandse titel luidt Ontgroei. Tamelijk ongelukkig gekozen, want ontgroeien heeft in onze taal een volstrekt andere betekenis. Bij ons is ontgroeien volwassen worden en de problemen op weg daar naartoe te boven komen. Ironisch genoeg is onze zienswijze op de maatschappij van de toekomst, de economie van `meer met minder`, meer in overeenkomst met de titel ontgroeien. Op basis van de biobased economy en gekenmerkt door dematerialisatie en duurzame energie. Ontgroeien van de problemen van de huidige ordening via precisietechnologie en het leveren van meer diensten en producten met minder grondstoffen, minder energie en minder belasting van ruimte, natuur en milieu. Die visie ontbreekt helaas volledig in dit boek. Zo stellen de auteurs dat dematerialisatie niet samen kan gaan met economische groei. En zonne-energie dan, zouden we willen zeggen. Zoals te verwachten zijn de zorgen over een almaar toenemende wereldbevolking alom in het boek aanwezig. De notie dat wij met het wegnemen van armoede het probleem in één generatie kunnen oplossen ontbreekt geheel en al. Net als de wetenschap dat alleen Europa al 10 miljard mensen kan voeden, als de productiviteit van de huidige Noordwest-Europese land- en tuinbouw toegepast wordt in de gehele EU. De woorden zijn aangepast aan de moderne tijd, maar het akelige geluid van Malthus klinkt nog steeds op de achtergrond. We moeten de boodschap van professor Rabbinge nog vele malen herhalen: deze wereld kan 10 miljard mensen voeden met verbetering van natuur en milieu. Het één en het ander kan hand in hand gaan.
Economen beschouwen de aarde als een gesloten systeem
Waarom vliegen de economen toch zo vaak uit de bocht met hun voorspellingen? We kunnen flauwe redenen aanvoeren. We kunnen hen eraan herinneren dat ze heel goed zijn in het achteraf verklaren van gebeurtenissen; ze passen dan hun uitvoerige modellen voor de zoveelste keer aan, maar blijven daarna toch de verkeerde voorspellingen doen. Je kunt de toekomst daarom beter niet aan hen overlaten. Ze kunnen ook niet omgaan met disrupties, grote technologische sprongen voorwaarts; ze kunnen creatieve geesten en de meeste uitvindingen niet op waarde schatten. Economen hebben een hekel aan beta R&Ders die hun modellen van doorgetrokken lijntjes steeds weer in de war schoppen, ik weet het uit ervaring. Maar misschien zit het probleem wel een paar slagen dieper. Ik zie twee mogelijke oorzaken. De eerste is dat economische groei, zoals nu gedefinieerd, leunt op groei van materiële stromen. Met duurzame energie als beste voorbeeld is het duidelijk dat we toegaan naar een wereld van meer resultaten met minder materiële middelen. Er zijn inmiddels zó veel technologische ontwikkelingen op dit gebied van productief en efficiënt gebruik van grondstoffen, dat ze schreeuwen om een andere definitie van economische groei. Ook in ons boek Groene Groei [link] hebben we al gepleit voor een benadering gebaseerd op kwaliteit van de groei in plaats van op kwantiteit.
De tweede oorzaak zou kunnen liggen in de foute interpretatie van de wetten uit natuurkunde, scheikunde en biologie. Economen lijken soms hun vak van het predicaat wetenschappelijk te willen voorzien door aan te schurken tegen de natuurwetenschappen. Ze leggen verbanden met natuurwetten als het behoud van energie en de fysieke eindigheid van materialen; en ze hanteren lastige begrippen als entropie. In het boek Ontgroei zie ik daarvan vele voorbeelden. Zoals een beroep op de ‘vierde’ hoofdwet van de thermodynamica (een in de natuurwetenschappen onbekende grootheid); daarvan leiden ze af dat doorgaande economische groei onmogelijk is omdat sommige materiële bronnen uitgeput raken. We zouden al deze uitspraken kunnen fileren en kritiseren. Maar laten we ons beperken tot één fundamentele misvatting die schuilt achter veel pessimistische scenario´s. Waarschijnlijk zien economen de aarde, bewust of onbewust, als een gesloten systeem. Ze hebben gelijk als ze kijken naar fossiele energiedragers: die komen bij verbranding niet op redelijke termijn terug. Maar in wezen is die aanname volstrekt fout! Bij het grootste probleem van nu, energievoorziening en klimaat, is de aarde absoluut geen gesloten systeem. De zon straalt dagelijks duizenden malen meer energie naar ons toe dan we voor onze economie nodig hebben. De vraag is niet: raakt die energie ooit op? Of: komt er te weinig binnen? De vraag is: hoe is de balans, gaat er voldoende uit en komt er voldoende in. En kunnen we die balans een heel klein beetje sturen en vooral benutten? ‘Sturen’ door onze CO2 uitstoot terug te dringen en ‘benutten’ door energie van buiten op te vangen en in onze economie op te nemen.
Economen begrijpen de natuurwetenschap niet goed
Veel problemen komen voort uit een onzorgvuldig gebruik van het begrip entropie. In de natuurwetenschap is entropie chaos, wanorde; entropie neemt toe bij elk onomkeerbaar proces, en blijft toenemen tenzij er energie van buiten wordt toegevoerd. Ook economen hanteren entropie als toenemende wanorde en chaos, als productie van afval dat niet meer op eenvoudige manier economisch nuttig kan worden gemaakt. Zij gebruiken het begrip voor zowel materiële als immateriële processen. Elke maatschappelijke of economische inspanning, zo zeggen zij, kost energie en leidt tot een toename in entropie in de vorm van afval, bijproducten of hoe de restanten van onze activiteiten ook mogen heten. Hergebruik vergt veel energie of andere schaarse middelen en is daarmee al snel economisch onaantrekkelijk. Dit alles is correct in een gesloten systeem, maar niet aan de orde in een systeem dat eenvoudig en goedkoop energie van buiten kan opnemen. En met energie uit zon, wind en water staat dat ons te wachten.
In Dubai is zonne-energie nu al goedkoper dan elektriciteit uit olie van minder dan $ 10 per vat. Zonne-energie heeft ook zijn betrouwbaarheid al bewezen: de eerste zonnepanelen die na 25 jaar onderhoudsvrije dienst nog steeds volop produceren zijn er. Juist bij zonne-energie is de kans minimaal dat we vastlopen in gebrek aan materialen (inclusief de door economen vaak aangehaalde zeldzame aardmetalen). Het scenario dat energie heel goedkoop en ruim voorhanden gaat worden ligt om de hoek. Energie uit wind en water zijn ook vormen van zonne-energie. Maar met zonne-energie hebben we nog geen materialen, zullen vele economen zeggen. Ook dat is niet waar. Door de zon maakt deze planeet elk jaar opnieuw 200 miljard ton nieuwe biomassa (uit afval), 200 miljard ton nieuw leven. Om 10 miljard mensen te voeden hebben we daar circa 10 miljard van nodig. (Vergelijk: de energievoorziening vraagt het equivalent van 25 tot 30 miljard ton biomassa). De overige materialenstromen in de wereldeconomie zijn veel kleiner. De chemie, toch verantwoordelijk voor alle welvaartsbepalende materialen, produceert minder dan 1 miljard ton per jaar. Materialen die we direct uit de natuur halen zoals hout en katoen belopen circa 2 miljard ton per jaar. Als de olie op is voor de chemie om materialen te maken, kunnen we dus bij de natuur (of beter gezegd bij de boer) te rade gaan. Daar is meer dan voldoende marge: de totale voedselindustrie start zoals gezegd met 10 miljard, ruim 3 miljard wordt inderdaad geconsumeerd, de reststroom van 7 miljard kan moeiteloos de materialen vervangen die we nu uit olie maken. En dat is precies wat de biobased economy doet. Voor alle grote bouwstenen uit de petrochemie zijn er al processen voorhanden uitgaande van biomassa. (Poly)ethyleen uit ethanol uit suikerbieten of suikerriet is het meest eenvoudige voorbeeld. De oude afgeschreven (dus goedkope) petrochemische fabrieken beheersen nu nog de markt, maar bij nieuwbouw wint de suiker, ook bij de olieprijzen van dit moment. Dat kan al voldoende basis zijn voor een voortzetting van economische groei. Maar er is meer, veel meer.
Naar een economie van meer met minder
Het meer zit vooral in de steeds betere en slimmere benutting van biomassa. De 200 miljard ton verse biomassa per jaar op aarde is precies het proces waarmee bruikbare materialen worden gemaakt uit afval (entropieoverschot), op basis van zonne-energie van buiten. En dank zij de moderne biotechnologie weten we inmiddels precies hoe we die (verse) biomassa kunnen benutten voor een efficiënte voedselketen en voor groene materialen. Intussen leren we steeds meer van de natuur. Daarmee kunnen we onze processen en producten vernieuwen en verbeteren. Zodat we toegroeien naar een economie van meer met minder. En mocht er toch nog wat overschieten dan hebben we alle kennis en kunde in huis om dat weer op een verstandige manier ergens anders in te zetten.
Giacomo d’Alisa, Federico Demaria, Giorgos Kallis : Ontgroei degrowth: een vocabulaire voor een nieuw tijdperk