Bij de laatste EFIB in oktober 2017, in Brussel, leken nationale bio-economie strategieën achter te lopen op marktontwikkelingen en bedrijfsvisies. De huidige bio-based bedrijfsstrategieën gaan richting circulaire economie, en daarmee verder dan duurzaamheid in termen van koolstofarm en schone energie. En de visies van het UN Environment Programme en van de Europese Commissie benadrukken de belangrijke rol die een bio-economie moet spelen bij een noodzakelijke verandering van het huidige economische model. Maar de meeste van de acht nationale bio-economie strategieën die tijdens EFIB werden gepresenteerd, inclusief de strategie van de Bio-based Industries Joint Undertaking, leken achterop te raken door de komende bio-economie alleen te zien in relatie tot duurzaamheid en nationaal economisch nut.
Bedrijfsmatige bio-economie strategieën vooruitstrevender dan nationaal beleid
Bedrijven kijken naar de behoeften van hun klanten, en passen zich daardoor snel aan toekomstige vraagstukken aan. Bedrijven hebben het beheer van hulpbronnen voor ogen en ondersteunen, direct of indirect, programma’s zoals UN Global Development Goals (SDGs). Onder de voorbeelden die tijdens de EFIB zijn genoemd waren de Franse autofabrikant Renault die berichtte over verbeterde mechanische duurzaamheid van voertuigen en gewichtsreductie door toepassing van bio-based materialen. l’Oreal wees op hun strategie voor verpakkingsmateriaal: hergebruik en recyclen, vervangen en verminderen. Ze noemden ook het Bio-speed Consortium dat afgelopen voorjaar is opgericht, waarin ze samen met onder andere Michelin en Lego deelnemen. Het consortium streeft naar ondersteuning van de bio-based economie door versnelde invoering van nieuwe generaties geavanceerde bio-based materialen. En het Amerikaanse PepsiCo en Danimer Scientific vertelden over hun samenwerking om biologisch afbreekbare verpakkingen uit polyhydroxyalkanoaat (PHA) voor consumentensnacks te ontwikkelen. Voor PepsiCo, volgens Ethisphere één van ‘s werelds Most Ethical Companies, is deze samenwerking typisch voor hun ‘Performance-with-Purpose’-agenda: ‘…wij hebben onszelf niet simpelweg de vraag gesteld hoe we nog meer konden doen. We vroegen onszelf hoe we genoeg konden doen … Onze hoop is om bij te dragen aan de oplossing van gezamenlijke problemen.’
De nationale bio-economie strategieën hadden nauwelijks oog voor de duurzaamheidsbaten van de bio-economie, terwijl de nagestreefde nationaal economische doelstellingen werden benadrukt. Alleen de Ieren en de Finnen gingen verder dan economie door ook hun focus op het beheer van hulpbronnen, het duurzaam benutten van natuurlijke hulpbronnen en verbetering van waterkwaliteit te noemen: ‘…beter gebruikmaken van wat we nu reeds in gebruik hebben, goed gebruikmaken van wat we nu nog niet in gebruik hebben….’ De Canadese bio-economie strategie noemde de uitdaging, de wereld te voeden in het licht van klimaatverandering terwijl er minder land en water beschikbaar is. En de BBI JU noemde het verminderen van de import van eiwitten en van fosfaat en kalium voor kunstmest. Al met al had de economie voorrang in deze nationale plannen.
UNEP International Resource Panel benadrukt verandering van economisch model en verbeterd beheer van hulpbronnen
Bedrijfsstrategieën komen overeen met sommige gezichtspunten uit een recent UNEP International Resource Panel (IRP) rapport over het beheer van hulpbronnen, dat aantoont dat efficiënt gebruik van hulpbronnen kan leiden tot hogere economische groei en werkgelegenheid, indien ondersteund door goed beleid. Janez Potočnik, co-voorzitter van het IRP, koppelde de conclusies uit dit rapport aan de bio-economie. Hij onderstreepte dat een bio-economie alleen kan bijdragen aan het oplossen van toekomstige vraagstukken indien duurzaamheidscriteria worden gerespecteerd. Maar duurzaamheid alleen zal niet afdoende zijn om de verscheidenheid van milieuvraagstukken en maatschappelijke problemen waar we nu voor staan het hoofd te bieden. Potočnik betoogde dat de bio-economie moet voldoen aan zowel het ontkoppelen van economische activiteiten als aan de principes van de circulaire economie, leidend tot verandering van ons economisch model. Dit ziet het IRP als onvermijdelijk.
Met het oog op toekomstige behoeften voldoet ons huidige economische model volgens Potočnik niet langer. Dit model is economisch, maatschappelijk en milieutechnisch onevenwichtig doordat het financieel kapitaal overwaardeert, terwijl menselijk kapitaal wordt ondergewaardeerd en natuurlijk kapitaal helemaal niet wordt gewaardeerd. Daarnaast waarschuwt hij dat op de middellange termijn grondstoftekorten niet de beperkende factor voor onze economische ontwikkeling zullen zijn maar eerder de milieugevolgen van het overmatig en onverantwoordelijk gebruik van hulpbronnen. Met betrekking tot bio-economische ontwikkelingen benadrukte Potočnik verder dat 12 van de 17 Global Goals for Sustainable Development direct gekoppeld zijn aan natuurlijke reserves. Maar waar bedrijven in hun transitie naar een bio-economische werkwijze SDGs ondersteunen, wordt het belang van SDGs bij het realiseren van een haalbare bio-economie niet eens in nationale strategieën genoemd.
Een bio-economie vereist een aangepast economisch model
Potočnik benadrukte ook de rol van de bio-economie in relatie tot een, in zijn ogen onvermijdelijke, wijziging van het huidige economisch model. Een belangrijk aspect hierbij betreft de noodzaak om economische activiteiten te ontkoppelen, zoals het loskoppelen van de invloed van economische activiteit op het milieu of het ontkoppelen van de vraag naar hulpbronnen en de groei van bruto binnenlands product (BBP). Volgens het IRP-rapport neemt het materiaalgebruik met 6% toe bij elke 10% groei in BBP. Het IRP beklemtoont dat principes van de circulaire economie behoren tot de essentiële beginselen bij het ontkoppelen van economische activiteiten, en dat ook bio-economie strategieën zullen moeten voldoen aan deze principes.
Bedrijven besteedden regelmatig aandacht aan hun productstrategie na de gebruiksduur van hun producten; maar de circulaire economie werd nauwelijks genoemd in nationale bio-economie strategieën. Zelfs afvalstromen werden, indien al genoemd, alleen beschouwd als bruikbare, economisch waardevolle materiaalvoorraad, en niet als essentiële toekomstige hulpbron. Dit laatste punt werd besproken door Daniel Calleja Crespo, algemeen directeur van het directoraat-generaal Milieu, verantwoordelijk voor de EU milieupolitiek. Hij berichtte over de voortgang van het in december 2016 aangenomen circulaire economie pakket. Ook Calleja Crespo benadrukte het belang van andere economische modellen voor productie, consumptie en verwijdering. Hij noemde de rol die een bio-economie in deze transitie kan spelen en vestigde de aandacht op maatregelen die de bio-economie ondersteunen binnen het circulaire economieplan van de Commissie. Bijvoorbeeld promoot de Commissie het gescheiden inzamelen van bio-afval, en schept voorwaarden om een EU-brede markt te ontwikkelen voor meststoffen geproduceerd uit gerecyclede nutriënten.
Potočnik signaleerde dat markten doorgaans rationeel gedrag vertonen, en daarom meestal een relatieve ontkoppeling teweeg brengen als hulpbronnen worden belast. Maar omdat dit vaak niet het geval is, stelt IRP dat overheidsbeleid en politieke wil noodzakelijk blijven om doelmatiger gebruik en een absolute ontkoppeling van het gebruik van hulpbronnen te realiseren. Hij concludeert dat leiderschap en verbeterd wereldwijd beheer noodzakelijk zijn om systeemverandering tot stand te brengen in een wereld die groeit naar een samenhangend sociaal-economisch systeem. Hij citeert het artikel ‘The Dawn of the System Leadership’, waarin drie belangrijke kwaliteiten worden genoemd die toekomstige leiders moeten ontwikkelen: mensen helpen om de grotere verbanden te zien en te begrijpen, het aanmoedigen van bezinning, en het verleggen van aandacht van het reactief oplossen van problemen naar het gezamenlijk vormgeven aan de toekomst.
Jyrki Katainen, vice-voorzitter van de Europese Commissie en verantwoordelijk voor banen, groei, investeringen en concurrentievermogen, ging enigszins deze kant op toen hij, na zijn presentatie over de noodzaak van innovatie en financiële investeringen in een bio-economie, een laatste vraag uit het publiek beantwoorde met het benadrukken van de noodzaak om te investeren in het opleiden van onderwijzers in Europa.
Interessant? Lees dan ook:
Biobased economie strategie: via speciale chemicaliën en materialen
Systeemveranderingen die duurzame energie gaan helpen
Ecomodernisme, een geweldig idee en een grote teleurstelling