In de hele discussie over biotechnologische verjonging stellen heel weinig onderzoekers de vraag waarom dit doel eigenlijk de moeite waard is.
In een reeks artikelen (25 juli, 28 juli en 31 juli) onderzoeken we de mogelijkheden van de biotechnologie om veroudering te voorkomen. Met al zijn persoonlijke en sociale gevolgen.
Ouder worden zonder dood te gaan
We signaleerden het al in het eerste artikel in deze reeks: bij de zoektocht naar gezond oud worden, of zelfs verjonging, blijft de dood zorgvuldig buiten het zicht. Terwijl de dood toch een integraal onderdeel is van het oud worden. Zelfs als we 130 worden in het lichaam van een 22-jarige, het ideaal van onderzoeker George Church, dan is de dood een logisch vervolg, misschien als we 131 zijn – of zou de wetenschap ons wel 260 laten worden? Vreemd dat de dood hier niet ter sprake komt. Ja, wel bij sommige auteurs, zoals Theodore Cosco, Stephan Blossom en Carol Brayne in hun artikel ‘Deathless models of aging and the importance of acknowledging the dying process’. Zij schrijven: ‘Door de dood en het sterven weg te laten uit modellen van positief oud worden, missen we de kans om het stervensproces zo ‘succesvol’ mogelijk te maken. Zoveel mogelijk maken van het sterven betekent niet noodzakelijkerwijs dat we de dood ten koste van alles zo ver mogelijk weg houden, maar dat we positieve mentale en lichamelijke condities zoveel mogelijk bevorderen.’ Zou de kwaliteit van het sterven niet tenminste zo belangrijk zijn als de kwaliteit van het leven? Omdat de angst voor de dood eigenlijk meer de angst is voor het stervensproces, dan de angst voor het er-niet-meer-zijn. Misschien moeten we de suggestie van deze auteurs volgen, en het voortaan hebben over ‘succesvol oud worden’ en niet meer over ‘gezond oud worden’, laat staan verjonging.
Maar we moeten ook het idee om ons leven te verlengen door verjonging, als zodanig ter discussie stellen. Dit is het onderwerp van een artikel door Martien Pijnenburg en Carlo Leget: ‘Who wants to live forever? Three arguments against extending the human lifespan’. Nu bewegen we ons op het gebied van de filosofie, en niet meer van de wetenschap. De auteurs zien drie bezwaren tegen onderzoek dat specifiek gericht is op verlenging van het leven. Het eerste heeft betrekking op rechtvaardigheid. Alleen de rijken zullen baat hebben bij de verjongende therapieën die ontwikkeld gaan worden; hun toch al lange levens worden er nog eens langer door, en dat in een wereld waar zeer grote verschillen in levensverwachting bestaan. We zouden veel méér kunnen bereiken, in termen van levensjaren, als het onderzoeksgeld besteed werd aan de ontwikkeling en toepassing van therapieën voor veel voorkomende tropische ziekten. Het tweede argument heeft betrekking op mensen als sociale wezens. ‘Langer leven,’ schrijven de auteurs, ‘is alleen waardevol als we blijven leven in zinvolle relaties. De kwaliteit van de tijd is belangrijker dan zijn kwantiteit. De werkelijke ethische uitdaging voor verouderende samenlevingen zou daarom moeten zijn hoe we de sociale levensomstandigheden kunnen verbeteren, en niet hoe we veroudering als zodanig kunnen stoppen.’ Hun derde argument gaat over de zin van het leven. De auteurs voeren aan dat ‘boven jezelf uitstijgen’ belangrijk is in wereldgodsdiensten én in niet-religieuze filosofieën, in tegenstelling tot het egoïstisch najagen van persoonlijk geluk. Uit deze tradities volgt daarom eerder een verlies van belangstelling voor zelfbehoud en langer leven, dan de wens om individueel langer te leven. ‘Zowel geluk als een zinvol leven zijn gebaat bij bescheidenheid, en het vermogen om te gedijen bij het gedijen van anderen.’
Verjonging: het onvermijdelijke proberen te vermijden
Kortom: wat is het najagen van een langer leven door verjonging anders dan een egoïstische poging om het onvermijdelijke te vermijden? Gezond oud worden zonder te sterven? Ja, dat is aantrekkelijk voor mensen die denken dat dat verlengde leven, maar dan wel in een 22-jarig lichaam, aangenaam en waardevol is. Deze nadruk op het lichamelijke aspect herinnert ons aan wat wordt vergeten: het gevoels- en geestelijke leven. Dat is nu precies waarop filosofie en literatuur wél de nadruk leggen. Wat kunnen we nog zinvol doen wanneer de spanningsboog van het leven is verstoord door verjonging? Zou de 130-jarige in het lichaam van een 22-jarige elke dag gaan werken, als onderwijzer, stratenmaker, boekhouder, zoals de meeste 22-jarigen? Neen, natuurlijk niet, mensen met dit ideaal stellen zich een toestand van eeuwig dolce far niente voor. In de werkelijkheid van condominiums gebouwd voor rijke oude mensen komt dat neer op dagelijkse lichte gymnastiek, golf of het nuttigen van gezondheidsdrankjes dan wel suikervrije gin-tonics. Waar verveling zozeer aanwezig is dat het getuigt van slechte smaak om erover te praten. Waar de dood, als hij toevallig langs komt, snel uit het zicht wordt gebracht, zodat het leven van alledag weer kan doorgaan.
Ik kijk dan ook vooral ironisch aan tegen dit verlangen naar verjonging. Bij succes verstoort deze de spanningsboog van het leven, de ongelukkige proefkonijnen achterlatend in eeuwigdurende verveling. Aan de andere kant zullen we mensen in onze hyper-individualistische Westerse samenleving er niet van kunnen weerhouden hun zakken te legen in de handen van uitgekookte onderzoekers die eerder vervulling dan verveling beloven. Verjonging – wat een oppervlakkig levensdoel.
Interessant? Lees dan ook:
CRISPR-Cas: prijswinnende technologie?
Klonen van apen: van kwaad tot erger of een doodlopende weg?
GMO debat, kernenergie, en het absolute kwaad