Als het erop aankomt zijn we nog altijd Darwinisten. Dat wil zeggen: alle levende wezens zijn verwikkeld in een strijd met elkaar. De sterken overvleugelen de zwakken, zo werkt vooruitgang. Maar nieuw onderzoek laat zien: er is juist veel samenwerking in de natuur. Een van de verkondigers van deze visie, Suzanne Simard, een Canadese, schreef een bewonderenswaardig boek over haar ontdekkingen.
Het boek van Simard, Finding the Mother Tree, vertelt het verhaal van de ontwikkeling van haar visie samen met haar persoonlijke groei. Ze is opgegroeid bij het bos en voelt dat de kap van bomen, zoals die zich de laatste decennia heeft ontwikkeld, veel kwaad doet aan de natuur. Ze begint onderzoek om hiervoor bewijs te vinden. In het begin wordt ze genegeerd. Of zelfs belachelijk gemaakt. Het helpt niet dat zij in wezen heel verlegen is. Maar uiteindelijk wordt zij een van de beste bosecologen ter wereld. Haar visie, in termen van haar website, is ‘dat bomen niet eenvoudig hout en pulp leveren; ze vormen juist een complexe leefgemeenschap in onderlinge afhankelijkheid; dat bossen sociale, samenwerkende schepselen zijn, verbonden door ondergrondse netwerken waardoor bomen hun kracht en zwaktes laten weten, en zo een gemeenschap vormen niet heel anders dan die van ons.’
Competitie versus samenwerking
Wanneer Simard begint met haar werk is samenwerking in de natuur geen populair idee. De bosbouw is er uitsluitend op gericht, de opbrengst van de favoriete soort te maximaliseren. ‘We leggen de nadruk op strijdende partijen in plaats van op coalities. Bij de bosbouw wordt de theorie van de overheersing gestalte gegeven door verwijdering van onkruid, uiteen planten, uitdunnen en andere middelen die de groei van de favoriete soort bevorderen. In de landbouw vormt dit de basis voor miljoenen kostende programma’s van spuiten, bemesten en genetisch aanpassen waarbij we hoogproductieve gewassen bevorderen in plaats van akkers gekenmerkt door diversiteit’ (p.140). Als we de visie van Simard volgen zouden we dus niet alleen de bosbouw maar ook onze landbouw moeten aanpassen. Maar het boek gaat uitsluitend over bosbouw en de auteur ontwikkelt geen visie op de landbouw.
Simard onthult stap voor stap de praktijk van samenwerking in de natuur. Ze begint met aan te tonen dat de berken bij een jong bos de coniferen helpen bij hun groei en gezondheid. We moeten de berken dus niet vernietigen (door hen af te zagen of te bestrijden met een onkruidverdelger), maar hen verwelkomen als we een gezond naaldbos willen krijgen. Aan de wortel van deze samenwerking liggen de mycorrhiza in de bodem ten grondslag – schimmels die tussen en deels ook in de boomwortels leven. Zij voorzien de boom van voedingsstoffen en water, van veel verder dan wanneer de boom deze alleen zou moeten vinden met zijn wortels en haarwortels. De mycorrhiza zijn de boodschappers van het bos, ze brengen goed nieuws en waarschuwen voor komende bedreigingen. Ze kunnen zelfs voedingsstoffen uitwisselen tussen verschillende soorten. Ze voorzien de coniferen van suikers gemaakt door de berken, als de eersten nog jong en klein zijn, en niet genoeg zonlicht ontvangen voor hun groei. Omgekeerd voorzien zij de berken van suikers gemaakt door de coniferen, als deze laatste groter zijn geworden dan hun vroegere helpers en hen overschaduwen. Samenwering in de natuur, geen concurrentie!
Samenwerking in de natuur
Er zijn vier families onder de mycorrhiza-schimmels, deels gericht op een specifieke bomenfamilie en op een specifieke taak. Simard ontrafelt hun functie met haar onderzoek, stap voor stap. Zij ontdekt de wijsheid in de oude gewoonte van Indianenstammen, altijd bepaalde soorten bij elkaar te planten, bijvoorbeeld elzen en pijnbomen; waardoor de groei en het functioneren van de schimmelgemeenschap worden bevorderd. Ze laat zien dat het onverstandig is, monoculturen van gewassen te planten. Ook als de bomen groot worden, blijken ze veel vatbaarder voor ongedierte en ziekmakende organismen; ze worden niet ondersteund door een gezonde bodem. De snelheid van genetische mutaties is veel groter bij schimmels dan bij bomen; daardoor helpen de schimmels het bos bij de aanpassing aan veranderende omstandigheden als het klimaat.
Simard doet nog een stap verder bij het idee van samenwerking in de natuur; ze vraagt zich af of selectieve groei ook kan optreden in de bosgemeenschap als geheel. Net zoals mensen in een dorp wederzijds afhankelijk worden van elkaar. Bomen, mycorrhiza en zelfs bacteriën kunnen een gemeenschap vormen waarbij koolstof en stikstof worden uitgewisseld tussen soorten; dit geheel beschermt dan ook de bomen tegen infecties en ongedierte. ‘Ecosystemen lijken erg op menselijke gemeenschappen – ze worden gevormd op basis van relaties. Hoe sterker deze, des te veerkrachtiger het systeem’ (p.189). ‘Door deze samenhang ontwikkelen onze systemen zich tot een krachtig geheel. Ze zijn complex. Ze organiseren zichzelf. Ze hebben alle kenmerken van intelligentie’ (p.190).
De Moederboom vinden
En dan ontwikkelt Simard het idee van middelpunten en knopen in het bos. Met oude bomen die werken als middelpunten en jonge bomen als knopen. Een nieuw niveau van samenwerking in de natuur. Er zijn Moederbomen in een bos, waarop een hele gemeenschap rust. Door de netweren van mycorrhiza zenden en ontvangen ze boodschappen. Het netwerk functioneert net als ons zenuwstelsel. Als Moederbomen sterven (zoals ze uiteindelijk allemaal zullen doen) blijken ze extra suikers te sturen naar de familie die in leven blijft – en niet alleen naar hun eigen soort maar ook naar andere soorten. Er is samenwerking in de natuur van begin tot eind, van geboorte tot aan de dood.
Simard trekt de conclusie dat de natuur wijsheid bezit. Planten en bomen nemen waar, vormen relaties en communiceren met elkaar. Ze werken samen, nemen besluiten en hebben een geheugen. Als we zien hoe bomen, dieren en zelfs schimmels deze eigenschappen hebben, kunnen we erkennen dat ze net zoveel respect verdienen als wij zelf. Een verkeerde behandeling van één soort betekent een verkeerde behandeling van hen allemaal (p.294). Concluderend, ‘alles heeft een doel, en alles heeft verzorging nodig’ (p.303).
Het boek is erg goed geschreven. Het weeft de persoonlijke ontwikkeling van Simard en de vorming van haar wetenschappelijke gezichtspunten dooreen. Ik heb gezocht naar een verwijzing naar de redacteur verantwoordelijk voor deze kwaliteiten. En ik heb haar gevonden. Zij heet Katherine Vaz. Ze heeft de schrijver ‘ondersteund en bemoedigd’ van begin tot eind. Met een erg mooi boek als resultaat.
Interessant? Lees dan ook:
Het individu bestaat niet
Gezonde bodems voor een productieve bio-economie
Boekbespreking: biostimulantia voor duurzame landbouw