De jaren ’70 van de 20e eeuw vormen een keerpunt in de strijd tegen ziekteverwekkende micro-organismen. Onderzoekers komen in die periode tot het besef dat deze strijd nooit ten einde zal komen. Dat we altijd resistentie op ons pad zullen vinden; en daardoor altijd naar nieuwe middelen zullen moeten zoeken. We zijn terecht gekomen in de evolutionaire wapenwedloop die de natuur al van oudsher kenmerkt. We hebben (opnieuw) kennis gemaakt met onze eindigheid.
Project ‘100 jaar antibiotica’
Aflevering 64. Schimmelinfecties
Aflevering 65. Grenzen aan de maakbaarheid
Aflevering 66. De evolutionaire wapenwedloop
Aflevering 67. Technologische ontwikkeling, grote veranderingen
Aflevering 68. Grenzen aan de gezondheidszorg
Moderne tragiek
Veel mensen in onze samenleving zijn hyperindividualistisch geworden. Ze zien zichzelf in de eerste plaats als individu, eerder dan als lid van een groep. Zelfs komt er een narcistisch individualisme op: het zelfbeeld van mensen die erg met zichzelf zijn ingenomen. Zie de cultus van verfraaiing van het lichaam; bijvoorbeeld in de vorm van tattoos. Tot dit hyperindividualisme hoort ook dat de dood niet langer wordt geaccepteerd. Hij wordt verbannen uit het dagelijks leven. Zelfs ziekte wordt nauwelijks meer aanvaard. Er ontstaat opstandigheid wanneer mensen worden geconfronteerd met de kwetsbaarheid van het bestaan, bijvoorbeeld bij de Covid-pandemie. Al wordt het niet vaak uitgesproken, soms ‘eisen’ mensen oplossingen voor hun eindigheid, de kwetsbaarheid van hun bestaan.
Maar dit is een onmogelijke eis. Een tragisch kenmerk van het leven van vandaag. Want enerzijds is er in onze tijd een overwaardering van het individu; maar tegelijkertijd hebben mensen de ervaring dat zij speelbal zijn geworden van krachten buiten hen. Van micro-organismen of ongedierte (moeilijk te bestrijden). Van grote bedrijven en oncontroleerbare machten; van onverantwoordelijke politici. Of van eigenbelang en geldzucht (van anderen). De wereld is niet langer maakbaar; maar voor veel mensen is dat voor hun eigen bestaan moeilijk aanvaardbaar. Het duidelijkst komt deze tegenstrijdigheid tot uitdrukking in de gezondheidszorg. Aan de éne kant willen mensen vaak dat het leven zo lang mogelijk wordt gerekt; aan de andere kant heeft de gezondheidszorg maar beperkte hulpmiddelen, zelfs in een welvarende samenleving.
Transhumanisme
Er is een beweging die probeert te ontsnappen aan deze tragiek: het transhumanisme. Een stroming die probeert ons lichamelijk verval te keren met behulp van de wetenschap. Zodat de veroudering wordt stopgezet en het leven wordt verlengd. Een ideaal dat met veel geld wordt gesteund door vermogende Amerikanen. En gerenommeerde onderzoekers verbinden hun naam eraan; zoals de gelauwerde onderzoeker en entrepreneur George Church. Het is zijn ideaal 130 te worden in het lichaam van een 22-jarige. Maar waartoe? Nog een keer de 100 meter te lopen binnen de 12 seconden? Opnieuw de meisjes versieren? Alsnog een carrière maken – als bouwvakker, wetenschappelijk onderzoeker of bankmedewerker? Er was ooit een tijd waarin wijsheid werd gezien als ideaal voor de ouder wordende mens.
Uiteindelijk kunnen wij mensen het hyperindividualisme niet volhouden. Het berust op het tegelijkertijd vasthouden aan twee tegenstrijdige wensen: die naar een lang, en die naar een zinvol leven. Een zinvol leven, hoe ook gedefinieerd, is altijd eindig. Een ‘oplossing’ voor de tegenstrijdigheid kan daarom alleen liggen in de aanvaarding van de eindigheid van het leven; uiteindelijk van de onvermijdelijke dood. Wij moeten erkennen dat onze macht beperkt is. Met andere woorden: er zijn bedreigingen die wij niet definitief kunnen overwinnen: ziektes, plagen, conflicten. Er zal altijd strijd blijven in het menselijk leven: strijd met elkaar, strijd met de natuur.
Hoe lost de natuur dat op?
In de natuur bestaat een vergelijkbare spanning. Hier tussen het voortbestaan van de eigen soort, en het voortbestaan van andere soorten (in laatste instantie: van de natuur als zodanig). Geen enkele soort mag ooit een definitieve overwinning boeken. Soms ontsnapt de gazelle aan de leeuw, soms wordt deze gevangen en gedood. Het voortbestaan van beide soorten is alleen mogelijk als beide uitkomsten vaak voorkomen.
Daarom is het uit het oogpunt van evolutionaire wapenwedloop niet eens gewenst dat een antibioticum alle schadelijke bacteriën definitief doodt. Gelukkig is de natuur zo wijs ons dat niet te gunnen. Net als in de natuur zal bij ons de evolutionaire strijd altijd doorgaan; soms zullen de tegenkrachten winnen. De natuur laat dit ook zien, maar wel op haar manier. Onderzoekers hebben ontdekt dat sommige mierensoorten het probleem van resistentie tegen antibiotica hebben overwonnen – maar wel tegen een prijs.
Atta mieren
Mieren van de familie Atta, bladsnijdersmieren uit het Amazonegebied, gebruiken antibiotica producerende bacteriën om hun nesten te beschermen tegen binnendringende schimmels en micro-organismen. Deze soort heeft dat al zeker 15 miljoen jaar gedaan. In die tijd hebben ze resistentie tegen antibiotica weerstaan – terwijl wij tot nu toe niet aan dat lot zijn ontsnapt. Onze families van antibiotica zijn hooguit 50 jaar effectief; dan moeten we weer iets anders verzinnen. Hoe doen die mieren dat? En kunnen wij van hen leren?
Attasoorten zoeken plantaardig materiaal dat zij naar hun nest brengen en voeren aan een schimmel. Deze breekt het plantaardige materiaal af en de mieren eten de schimmel. De planten zijn moeilijk te verteren door mieren, maar schimmels kunnen dat goed zodat de mieren te eten hebben. Maar soms worden de nesten aangevallen door vijandige bacteriën en schimmels. De mieren hebben daartegen een verdediging ontwikkeld, bacteriën die de mier meedraagt, zichtbaar als witte stippen op hun lichaam. Deze bacteriën produceren sterke antibacteriële en antischimmelstoffen. Nesten kennen dus een drievoudige onderlinge afhankelijkheid tussen mieren, schimmels en bacteriën.
Opnieuw de evolutionaire wapenwedloop
Er is iets bijzonders aan de hand met de antibiotica in de mierennesten. Ze bestaan niet uit één enkele stof, maar uit een hele reeks nauw verwante moleculen. Zou dit resistentie tegen antibiotica voorkomen? Ja, dat lijkt er wel op. Maar dit betekent ook dat de bacteriën voortdurend nieuwe varianten van antibiotica moeten ontwikkelen. Hier vinden we weer de evolutionaire wapenwedloop met microbiële vijanden. Om te voorkomen dat het vijandige organisme resistentie tegen antibiotica ontwikkelt, maakt het tripartite consortium voortdurend nieuwe antibiotica uit zijn voorraad nauw verwante stoffen. Misschien moeten wij net zo’n evolutionaire strategie volgen voor de goede werking van onze medicijnen. Altijd werken met een cocktail; en ervoor zorgen dat deze voortdurend in ontwikkeling is.
Maar de mieren doen ook iets dat voor ons onmogelijk is. Wij gebruiken antibiotica om de ziekteverwekkers te doden. De mieren gebruiken ze om hun vijanden te in toom te houden. Ze winnen niet altijd. Onderzoekers komen ook nesten tegen die het loodje hebben gelegd tegen binnendringende schimmels. Een ‘oplossing’ die niet aanvaardbaar is uit menselijk oogpunt. Wij zullen altijd proberen, de bacteriën de baas te blijven. Zelfs al weten we van tevoren dat dat niet altijd gaat lukken.
Sommige gevechten kunnen we niet winnen. Bijvoorbeeld omdat ‘overwinningen’ een te hoge prijs vragen. De strijd tegen inwendige schimmels (aflevering 64, Schimmelinfecties) is daarvan een goed voorbeeld. Doorgeschoten onderzoek naar uitstel van een onontkoombare dood. Ook wij ontsnappen niet aan de evolutionaire wapenwedloop. Hij confronteert ons met de eindigheid van ons bestaan. Maar er is geen alternatief.