Er bestaat veel aandacht voor de recycling van consumentenproducten. De circulaire economie vereist minder afval, minder energieverbruik en meer recycling. Recycling van plastic krijgt veel aandacht. Maar recycling van rubber is nog bijna onontgonnen. Zoals van autobanden, verantwoordelijk voor 80% van het rubbergebruik.
Moeilijke recycling van rubber
Het Nederlandse tijdschrift C2W besteedt deze maand aandacht aan dit onderwerp, in een artikel van Esther Thole. Waarom krijgt recycling van rubber zo weinig aandacht, vraagt zij zich af. Het gaat toch om grote hoeveelheden. Alleen al in Nederland (18 miljoen inwoners) gaat het om 10 miljoen afgedankte autobanden per jaar. De meeste hiervan worden gestort of verbrand, wereldwijd. Er bestaat wel aandacht voor recycling van rubber, maar deze is moeilijk. De hoeveelheid gerecycled materiaal in nieuwe banden is daardoor klein. Hergebruik vindt plaats – maar meestal als downcycling. Gemalen banden worden gebruikt als ondergrond in sportvelden, dijken en wegen. Of als filtermateriaal. Geen toepassingen om trots op te zijn als industriële samenleving.
Het probleem is dat banden bestaan uit vele materialen. Alles toegespitst op de functie die de band moet vervullen in het verkeer, zonder aandacht voor mogelijke recycling. Het loopvlak van banden bestaat bijvoorbeeld uit een ander soort rubber dan de zijkanten. En dan zijn er nog staal voor de stevigheid, textiel voor de versterking en vulstoffen als roet en silica. En een groot aantal additieven. Als we het proces van recycling van rubber beginnen met vermalen, dan komen we dus te zitten met een tamelijk onhandelbaar mengsel van stoffen.
Milieulabels
En toch is recycling van rubber niet nieuw voor de bandenindustrie, zegt Wilma Dierkes van de Universiteit Twente tegen C2W. Al dertig jaar mengt de bandenindustrie recyclaat bij, bij het maken van nieuw rubber. Maar het gaat steeds om kleine hoeveelheden. Het probleem ligt bij de kwaliteit van het recyclaat. Dat moet omhoog, maar dat kan alleen als de verschillende fracties van de autoband direct aan het begin worden gescheiden. Het loopvlak van banden bestaat vaak uit een mengsel van butadieen- en styreen/butadieenrubber, terwijl de zijkanten (‘wangen’) doorgaans meer natuurrubber bevatten. Die moeten voor een goede verwerking uit elkaar worden gehouden. En ook is het voor een goede kwaliteit van het recyclaat van belang om vulstoffen als roet en silica apart te winnen. En dan nog. ‘Het materiaal wordt nooit beter dan waar je mee begint,’ zegt Wilma Dierkes tegen C2W.
Maar bij scheiding vooraf speelt het probleem dat de samenstelling van de band vaak niet duidelijk is. Binnen de EU zijn milieulabels verplicht; en daaruit kan je wel ongeveer aflezen hoe een band in elkaar zit. Maar van buiten de EU, en vooral uit China, is dat zeer onduidelijk. Bij het ideale sorteerproces, zegt C2W, wordt het label op de band automatisch afgelezen. Dat label bepaalt de verdere verwerking. Maar labels zeggen niet altijd alles; en bij banden uit het buitenland ontbreken vaak zulke labels. Hoe kun je dan een efficiënt proces van verwerking van rubber inrichten? Toch is dit precies het probleem dat de onderzoekers nu proberen op te lossen. Het doel is, een proces te ontwerpen dat als basis kan dienen voor een pilot. Met echte, afgedankte banden – en dan kijken of het werkt.
Het samenspel van wetgeving en techniekontwikkeling
Maar dan. Als je redelijk uniforme materiaalstromen kunt krijgen uit afgedankte banden – hoe dan verder? Het belangrijkste is dat rubber moet worden gedevulkaniseerd voordat het verder kan worden verwerkt. Vulkaniseren is het proces waarbij zwavelbruggen worden gevormd tussen polymeerketens die nog dubbele bindingen bevatten. Die zwavelbruggen moeten worden verbroken om weer bruikbare grondstoffen te verkrijgen. Dat is precies wat Wilma Dierkes en haar team proberen te doen.
Die techniek van recycling van rubber wordt al toegepast – maar bij vrachtwagenbanden. Bij die banden wordt vaak het loopvlak vervangen, dat voornamelijk bestaat uit natuurrubber. Daarbij ontstaat al een vrij uniforme uitgangsstof voor devulkanisatie. Bij autobanden worden bij dit proces deels ook polymeerketens verbroken. Precies dat probeert de groep van Dierkes te beperken. Tegelijkertijd moeten ze proberen te voorkomen dat bij dit proces nieuwe ketenvorming optreedt. Ze hoopt dat uiteindelijk 15 tot 20% devulkanisaat bijgemengd kan worden ‘in bepaalde onderdelen van banden’. Dat zou al een hele verbetering zijn, vergeleken met de huidige situatie. En misschien kunnen die percentages later nog wel verder omhoog.
Reguleren of techniek verbeteren
Het onderzoek is nu zó ver gevorderd dat de ontwikkelde processen rijp zijn voor uitproberen in de praktijk. Sorteren, scheiden en devulkaniseren. Nu is de vraag of deze processen niet verplicht moeten worden. Fabrikanten zijn huiverig bij het toepassen van zulke processen. Als deze uiteindelijk een product van lagere kwaliteit leveren, zijn ze bang voor hun aansprakelijkheid.
C2W noemt dit een kip-ei probleem. Heb je eerst regelgeving nodig of eerst techniek? De techniek moet goed zijn – dan moet de wetgever er nog van worden overtuigd dat dit zo is. Maar zonder regels komt de sector niet in beweging. Het wordt nu tijd dat de wetgever zich hiermee gaat bezig houden. Dit is duidelijk een van de moeilijke problemen bij het werken aan een circulaire samenleving. Maar wie weet. Als we nu beginnen aan het regelen van de recycling van rubber, halen we misschien in 2050 wel de doelstelling van een circulaire samenleving.
Interessant? Lees dan ook:
Recycling van autobanden door devulkanisatie
Rubber uit paardenbloemen, ontwikkeld door KeyGene, WUR en Vredestein
Biocomposieten in auto’s