Onderzoekers kunnen roofvissen voorzien van tags, en daardoor ontdekken zij nieuwe feiten over de diepzee. Veel dieren duiken heel diep, zelfs tot waar er geen licht meer doordringt. Wat deze tags onthullen is onbeschrijflijk.
Druk, kou en duister
Knowable Magazine besteedde een artikel aan de avonturen in de diepzee, door Stehanie Pain. Diep duiken, honderden of zelfs duizenden meters, is heel gewoon voor grote zeeroofdieren. Ze hebben de beschikking over veel anatomische en fysiologische aanpassingsmechanismen, waardoor zij druk, kou en duister kunnen weerstaan. Zoals ‘isolerend vet bijvoorbeeld, of aderen omgevormd tot warmtewisselaars, inklapbare longen en spieren die zuurstof kunnen opslaan, en ultragevoelige ogen.’
Duiken zij soms op zoek naar voedsel? In 2022 besteedde de Annual Review of Marine Science een artikel aan deze duikende roofdieren. Maar het is niet duidelijk. Ze zoeken misschien bescherming tegen andere roofdieren. Misschien willen ze een te warm lichaam afkoelen. Boodschappen sturen naar soortgenoten. En ze duiken heel diep. Tot 2.000 of zelfs 3.000 meter, waar geen licht meer doordringt. De diepzee blijkt een schuilplaats voor vele soorten, een plek waar zij zich in relatieve rust kunnen terugtrekken. Karakteristiek genoeg voeden ze zich ’s nachts dicht bij het oppervlak; en overdag trekken ze zich terug in de diepte.
Sensors
In de schemerzone verblijven vele soorten. Zoals ‘bijzondere en mooie gelatineuze wezens, inktvissen, de overvloedig aanwezige lantaarnvis en de spitsgebekte ‘borstelbek’ (cyclothone acclinidens), vermoedelijk het meest voorkomende gewervelde dier. Het is niet verwonderlijk dat grote vissen en zeezoogdieren op en neer bewegen in deze schemerzone, samen met hun potentiële prooien.
Wetenschapsmensen kunnen steeds beter sensors aanbrengen op roofvissen. Bij sommige, zoals witte haaien en zwaardvissen, is dat een hele uitdaging. Duikers kunnen niet bij hen in de buurt komen. Witte haaien worden op het schip getild; bij zwaardvissen moet de tag in het water worden aangebracht, terwijl het dier probeert de tagger aan te vallen of een gat in het schip te boren.
Duiken
Een onverwacht inkijkje in het leven van grote roofvissen kwam van het bestuderen van de Chileense duivelsvis (Mobula tarapacana); een enorme mysterieuze vis vaak aangetroffen rond de Azoren waar zij zonnebaden. Pas toen een aantal vissen werd uitgerust met een zendertje, kwam hun ware aard naar voren. Ze kunnen duizenden kilometers zwemmen, en duiken tot 1.000 meter of meer. Daarbij blijven ze vaak een tijdje op een bepaalde diepte, waarschijnlijk omdat daar hun prooi rondzwemt.
Ook haaien vertonen zulk gedrag. Ze maken veel gebruik van wervelingen rond de Noord-Atlantische Golfstroom. Daarin draait relatief warm water rond, waarschijnlijk een verzamelplaats van vis – en dus van prooi. Deze kunnen honderden meters diep zijn. Haaien houden zich daar vaak op.
Zendertjes
Onderzoekers hebben ook een dolfijnensoort (Globicephala macrorhynchus) uitgerust met een zendertje. Deze vissen geven kliks bij de jacht, om hun prooi te lokaliseren, en wel des te meer naarmate zij er dichter zijn. Helaas jagen ze op een diepte – tot 1.000 meter – waar geen licht meer doordringt. Wat zouden ze vangen? Misschien grote inktvissen?
Maar misschien helpen de korte filmpjes, gemaakt door wijfjes van Californische pelsrobben. Deze kunnen gemakkelijk door mensen worden benaderd – wanneer er tenminste geen kleintjes in de buurt zijn. Deze dieren vertonen opmerkelijk gedrag. Ze kunnen wel 20 uur per dag duiken, meestal tot 400 à 600 meter – een diepte waar lantaarnvissen zich vaak ophouden. De Japanse onderzoeker Yasuhiko Naito ontwikkelde een lichtbron die aan gaat als het beest zijn kaken opent. Uit de schimmige beelden die Naito en collega’s ontwikkelden, konden ze zien naar welke prooien ze zochten, als lantaarnvissen, heek en inktvissen.
Ontsnappen aan roofdieren
Er is waarschijnlijk een reden waarom zoveel vissen zich diep in de oceaan ophouden: ontsnappen aan rovers. Tonijnen bijvoorbeeld kunnen plotseling duiken tot grote diepten – 1.000 meter of meer – waarschijnlijk om te ontsnappen aan een jager. Eén ongelukkige vis, uitgerust met een sensor, ontkwam niet aan zijn lot. Onderzoekers zagen dat op een diepte van 326 meter ineens alles donker werd en de temperatuur omhoog ging; waarschijnlijk was het dier in de maag van een roofvis terecht gekomen.
Ook zeehonden zoeken de diepte op om te ontsnappen aan roofdieren. Meer dan tien jaar geleden hing bioloog Selene Fregosi van Oregon State University luidsprekertjes aan zeehonden. Deze konden het geluid van jachtdieren afspelen. Als dat gebeurde was het resultaat was onveranderlijk dat de proefdieren wegdoken, de diepte in. Later werd bewezen dat deze dieren ook hun rusttijd op grote diepte doorbrengen.
De diepte in
Zijn er nog andere redenen om de diepte in te gaan, zo vraagt Stephanie Pain zich af. Eén daarvan lijkt navigatie te zijn. Op grote diepte zijn de signalen van het aardmagnetisch veld wellicht sterker. Blauwvintonijnen duiken vermoedelijk de diepte in om af te koelen – en zelfs om te bevallen. Misschien is de diepzee ook een goede plek voor communicatie. Geluid draagt verder op grote diepte.
Maar er is nog veel te ontdekken. Onderzoekers zouden graag nauwkeuriger instrumenten aan vissen en zeezoogdieren bevestigen. Dieptemeters bijvoorbeeld. Of slimme camera’s – mini-instrumenten die zelfs bij heel weinig light nog goede beelden kunnen doorgeven. Er valt nog veel te doen!
Interessant? Lees dan ook:
Mariene biotechnologie: grote mogelijkheden, veel problemen
Het leven is nog altijd een black box
Gerichte evolutie: een innovatie de Nobelprijs waardig