Klimaatverandering, aldus een nieuw IPCC rapport, hangt nauw samen met landgebruik. Veranderingen in landgebruik geven klimaatverandering, en omgekeerd. Met andere woorden: wat we met onze bodem doen, doen we met ons klimaat – en met onszelf. The Conversation schreef erover.
Mensen benutten nu meer dan 70% van het ijsvrije aardoppervlak; meer dan een kwart van het land lijdt nu onder degradatie door menselijke activiteit. Grond gaat verloren, meer dan 100 keer sneller dan dat deze wordt gevormd; elk jaar neemt de hoeveelheid woestijn weer toe. Beschadigde gronden worden verder gedegradeerd, door temperatuurstijging en zware regenval als gevolg van klimaatverandering. Zodat de voedselvoorziening onzeker wordt; en dat het nuttig gehalte in voeding omlaag gaat. De gevolgen hiervan zullen vooral worden gevoeld door mensen die al in armoede leven; maar verder ook overal ter wereld.
Van grond naar olie
We hebben goed functionerende bodems nodig voor voedselproductie. Maar, zo schrijft The Conversation, moderne agrarische systemen draaien op olie, niet op grond. Lange tijd konden mensen alleen zoveel voedsel verbouwen als mogelijk gemaakt door de plaatselijke ecologische toestand. Sommige gemeenschappen ontwikkelden complexe en duurzame systemen: voedingsstoffen werden teruggebracht op de grond in de vorm van organisch afval. Waardoor de grond in goede vorm bleef, de sleutel tot overleving.
Maar de moderne landbouw maakt vooral gebruik van fossiele brandstoffen. Als de grond meststoffen tekort komt, wordt dit aangevuld met kunstmest – gemaakt uit aardgas of steenkool. Daarmee werd de uitstoot van stikstofbemesting een belangrijke bron van broeikasgassen; en zelfs de belangrijkste bron bij het maken van bijvoorbeeld een brood. Bovendien maakt de moderne landbouw gebruik van dieselmotoren. Daarmee kunnen we vroeger onbruikbare grond bewerken. Zodat meer land in gebruik werd genomen. Daardoor is nu ontbossing de grootste bron geworden van CO2-uitstoot uit de landbouw. Daar komt nog bij dat zware machines de grond samendrukken. Waardoor organismen als regenwormen en bacteriën, die de bodem in staat stellen zijn functies te vervullen, voortdurend worden verstoord – wat leidt tot verarming en uitputting van de bodem.
Planten helpen groeien
We zullen moeten erkennen dat de bodem de grootste verscheidenheid vertoont van alle milieus op aarde. Zij bevat zelfs 59% van alle levende soorten. Waaronder insecten en spinnen, net als enchytraeidae (lijkend op kleine wormen), oligochaeta (wormen) en nematoden (kleine wormen), maar vrij weinig zoogdieren. Planten profiteren hiervan met hun wortels. Bovendien, niet in de laatste plaats, zijn er microscopische organismen – zoals een ongelooflijk aantal van 430 miljoen (of meer dan 50%) bacteriën en 5,6 miljoen (of 90%) schimmels.
Het organische materiaal, bestaande onder meer uit dode insecten, wordt afgebroken door beestjes als regenwormen en springstaarten, waardoor dit in de bodem wordt opgenomen. Hierbij komen de voedingsstoffen vrij waarop de meeste planten groeien. En er zijn andere manieren waarop bodemorganismen helpen bij het vrijmaken van voedsel. Er zijn mycorrhizale schimmels die doordringen in de wortels van planten, waar ze leven op energierijke stoffen. Omgekeerd helpen deze schimmels de wortels beter door te dringen in de bodem, waardoor ze meer voedingsstoffen kunnen opnemen. En er zijn stikstofbindende bacteriën, veel voorkomend bij peulvruchten en klaver. Deze zetten stikstof uit de lucht om in stoffen die nuttig zijn voor de plant. Zulke stoffen kunnen wij alleen synthetisch maken, ten koste van veel energiegebruik. Al dit bodemleven helpt bij het maken van ons voedsel; het zorgt ook voor samenhang in de bodem en zelfs voor grondstoffen voor nieuwe antibiotica en medicijnen.
De bodem bij elkaar houden
Organismen die in de bodem leven, zoals termieten, maken kanalen in de grond en dragen bij aan zijn structuur. Door verteerd plantaardig materiaal op te nemen blijft de bodem samenhangend en bestand tegen erosie; ook neemt hierdoor het water-opnemend vermogen toe. Bovendien wordt organisch materiaal opgenomen in de bodem; zo wordt koolstof opgeslagen. Bodems bevatten zelfs driemaal zoveel koolstof als levende wezens, en tweemaal zoveel als de lucht.
Vaak zijn er vele soorten nodig voor zulke functies. Als er veel soorten zijn die dezelfde functie kunnen vervullen, vormt dit een veiligheidsnet bij veranderende omstandigheden, zoals bij droogte of een overstroming. Dan zijn er altijd andere organismen die de plaats kunnen innemen van beschadigde soorten. Zo kunnen bodems zich herstellen. Ze kunnen milieuschade verwerken.
Regen
Een van de milieuschokken is de toenemende variabiliteit van regenval. Deze is sterk toegenomen, afgelopen eeuw. Vooral in Australië, Europa en het Oosten van Noord-Amerika, zoals bevestigd door nieuw onderzoek. Dit betekent dat drogere periodes droger zijn dan vroeger, en regenachtige periodes natter. De hoeveelheid regen als geheel verandert niet veel, maar extremen komen veel méér voor. En dit probleem zal alleen maar groter worden als de wereld verder opwarmt. Bijvoorbeeld doordat de hoeveelheid regen in kortere tijd valt. Of doordat droge periodes worden afgewisseld met hevige stortbuien, of door droogte en overstromingen kort na elkaar. We zullen ons aan deze veranderende patronen moeten aanpassen.
Dit blijkt uit een aantal verschijnselen. Ten eerste kan warme lucht meer vocht bevatten. Eén graad opwarming komt overeen met 7% meer waterdamp in de lucht. Ook kunnen winden harder waaien. En bij hogere temperatuur ontstaan dikkere regendruppels. Kortom, regen wordt minder gelijkmatig verdeeld.
Regenwoud
Dit patroon van wisselende regenval zal ook gevolgen hebben voor het tropische regenwoud. Vaak de ’longen van de wereld’ genoemd – ze verwijderen ongeveer 15% van alle kooldioxide uitgestoten door de mens, waardoor zij klimaatverandering afzwakken. Bovendien pompen zij water uit de bodem naar de atmosfeer. Daar vormt het wolken die uiteindelijk uitregenen – waarbij het water weer wordt opgenomen door bomen. Deze kringloop is essentieel voor het voortbestaan van bossen die ver van de oceaan liggen. Zoals bij de Amazone en de Congorivier, waar tussen een kwart en de helft van alle regen afkomstig is van het bos zelf. Door deze recycling van vocht blijven de dorstige regenwouden bestaan.
Maar als we bomen kappen, wordt deze cyclus doorbroken. De bodem warmt erdoor op. Onderzoekers dachten al lang dat er zo’n soort mechanisme aan het werk was. Maar het bewijs daarvoor is pas geleverd door satellietmetingen. Hieruit blijkt een duidelijk verschil tussen regenval boven bos, en boven gebieden die zijn ontbost; in alle tropische gebieden waaronder de Amazone, Congo en Zuidoost Azië. Als het ontboste gebied zich uitbreidt, daalt de hoeveelheid regen procentueel nog sterker. Onderzoekers zijn bang dat wij een omslagpunt naderen, waarbij er niet genoeg regen gaat vallen om het overblijvende bos in stand te houden. Dit kan ernstige gevolgen hebben, zoals lagere oogsten. The Conversation schrijft: we moeten onze tropische bossen behouden, voor een koeler en natter klimaat.
Zware landbouwmachines
Moderne oogstmachines wegen zoveel dat ze de bodem onherstelbaar samendrukken. Bodems zijn kwetsbaar. Ze bevatten poriën en gaten waar lucht doorheen kan gaan, zodat deze plantenwortels en andere organismen kan bereiken. Zware machines vernietigen deze structuur. Door samenpersing van de bodem kan de plantengroei (en daarmee de oogst) worden verminderd; ook wordt het risico op overstromingen er groter door, omdat water niet meer opgenomen wordt door het land en terecht komt in sloten en rivieren. Landbouwmachines zijn tegenwoordig zo zwaar dat de bodem dieper dan 20 cm (waar hij niet meer wordt geploegd) permanent wordt samengedrukt.
Er is een grens aan de mate waarin we de bodem kunnen samenpersen, schrijft The Conversation. Of dit nu gebeurt door samendrukken of voortdurende oogsten, door erosie of door vervuiling, Wij moeten in actie komen om de druk op de bodem te voorkomen, zo schrijven de auteurs.
Wij bijten in onze staart
Tot voor kort werd landbouwproductie juist gestimuleerd door tractoren en chemicaliën. Dit maakte de laatste twee eeuwen een enorme groei van de bevolking mogelijk. Maar de achteruitgang van de bodem heeft nu een punt bereikt waarbij we deze niet meer kunnen compenseren, door chemicaliën of machines. Van land tot land kunnen de effecten verschillen. The Conversation signaleert dat ‘in Australië land zout en giftig is geworden voor de landbouw door voortdurende irrigatie. In het VK is laagveengrond, waarop de duurste gewassen groeien, aan het verdwijnen in een tempo van 2 cm per jaar. In Spanje, dat veel vers fruit en groenten produceert, komt deze teelt in gevaar door verwoestijning onder invloed van hogere temperaturen en droge periodes. In Afrika ten zuiden van de Sahara is een kwart van het land gedegradeerd, en in China is 20% van het land ernstig vervuild. Over de hele wereld heeft de mens land uitgeput zodat het zich niet meer kan herstellen, zodat nu ons vermogen om voldoende voedsel te produceren, in gevaar is’.
Dit zijn zeer uiteenlopende effecten. Het betekent dat we verschillende maar adequate maatregelen moeten vinden voor elke habitat. We hebben, zoals het IPCC schrijft, voor elke situatie een passend antwoord nodig. Het legt de nadruk op landrechten en verzekerde toegankelijkheid, en bevestigt daarmee dat land en de mensen die daarop leven, een eenheid vormen.
Wat we moeten doen
We zullen het land moeten regenereren, en bestaande gronden beschermen tegen degradatie. We moeten bottom-up experimenten door boeren en landeigenaren ondersteunen; om hen te helpen bij het ontwikkelen en delen van hun kennis. Grote inkopers en boeren moeten zich bewust zijn van het probleem. Herstel van land is een win-win activiteit, zo concludeert The Conversation, voor mensen en hun ecosystemen; als we maar eens voorbij de directe kortetermijnbelangen zouden durven te kijken.
Interessant? Lees dan ook:
Waardoor hebben vele jaren van klimaatbeleid geen invloed gehad op de wereldwijde uitstoot?
De mythe van de maagdelijke natuur
Vruchtbare bodems als koolstofopslag