Het Europese biobrandstoffenbeleid wordt herzien. In november vorig jaar werd de nieuwe ontwerp richtlijn voor duurzame energie (RED II) gepubliceerd, en in de komende maanden worden daarover besluiten genomen. Het grootste verschil met RED I is het verder terugdringen van het aandeel eerste generatie biobrandstoffen. Nova-Instituut keek naar de onderliggende wetenschappelijke gegevens en concludeert dat het voorstel niet goed is onderbouwd, tenminste niet in het geval van eerste generatie bio-ethanol. Deze is toe aan herwaardering.
Het onderzoek ‘Sustainable First and Second Generation Bioethanol for Europe’ zal worden gepresenteerd en bediscussieerd in Brussel op 26 september 2017. Voor meer informatie kijk op www.bio-based.eu/sustainablefuels.
‘De systematische onderwaardering van eerste generatie biobrandstoffen in het voorliggende voorstel van de Commissie heeft geen enkele wetenschappelijke grond,’ schrijft nova-Instituut in zijn samenvatting. Om deze krachtige bewering te onderbouwen, onderzoekt nova-Instituut tien gewassen en zet deze af tegen twaalf criteria (zie figuur). Bij de onderzochte gewassen zijn eerste generatie gewassen als suikerriet, suikerbiet en maïs, een aantal houtachtige gewassen en afval. De belangrijkste criteria zijn terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen, de kosten hiervan, de efficiency van landgebruik, het effect op voedselzekerheid en directe en indirecte verandering van landgebruik, LUC/iLUC. Eerste generatie bio-ethanol scoort goed op deze criteria, en nova-Instituut concludeert dat ‘eerste generatie bio-ethanol net zoveel voordelen biedt voor een goede klimaatstrategie als tweede generatie bio-ethanol.’
De voordelen van eerste generatie bio-ethanol
Het belangrijkste (en algemeen bekende) voordeel van eerste generatie bio-ethanol, vooral uit suikerbiet en suikerriet, is de productiviteit van de gewassen. Daardoor hebben we veel minder land nodig om daaruit een liter bio-ethanol te produceren, waardoor de behoefte aan landbouwgrond vermindert. Dan kan meer land worden bestemd tot natuurgebied. Bovendien is er veel minder subsidie nodig voor een liter bio-ethanol uit deze gewassen, vergeleken bijvoorbeeld met tweede generatie bio-ethanol uit snelgroeiend hout zoals wilg. Het Europese biobrandstoffenbeleid heeft vaak een merkwaardige voorkeur voor de duurste oplossingen, en we kunnen ons afvragen hoe lang zulk beleid het vol kan houden.
Nova-Instituut weerspreekt ook het meest gebruikte argument tegen eerste generatie bio-ethanol: dat het maken hiervan ten koste gaat van de voedselproductie. Ja, op het eerste gezicht lijkt dit waar. Maar (1) er is een overvloed aan suikerproductie in Europa, en daarom zijn juist kort geleden de beperkingen op de suikerproductie opgeheven, om gebruik van suiker in non-food toepassingen te vergemakkelijken. En (2) in het geval van granen worden juist mindere oogstkwaliteiten gebruikt voor het maken van bio-ethanol, waardoor boeren hier nog wat extra inkomsten uit kunnen halen – anders zouden ze deze partijen moeten dumpen op de wereldmarkt. Concurrentie op agrarisch gebied is concurrentie om land, niet om specifieke gewassen, en daarom moeten we, om een bepaald product te maken, de gewassen telen met de hoogste opbrengst; dat wil zeggen eerste generatie gewassen, en zeker niet wilg met zijn veel lagere opbrengst.
Europa moet nog eens gaan nadenken
Daarna zou het belangrijkste argument tegen het gebruik van eerste generatie bio-ethanol kunnen zijn de matige score op het voorkomen van de uitstoot van broeikasgassen. Maar hier voert nova-Instituut aan dat bij deze berekening zijn onderzoekers de (vooral politiek gemotiveerde) methoden van de RED richtlijnen hebben gehanteerd. Deze leiden tot een onderschatting van de scores van eerste generatie gewassen. Het belangrijkste probleem ligt bij de eiwitten. Volgens RED moeten deze gewaardeerd worden naar hun energie-inhoud, d.w.z. vrij laag. Maar in de praktijk worden deze eiwitten gebruikt als diervoeder, dus vrij waardevol, omdat deze eiwitten in de plaats komen van soja-importen, wat afhankelijkheid van het buitenland betekent, en misschien ook kap van regenwoud voor de sojaproductie. ‘De hoogste opbrengst van bio-ethanol per hectare krijgen we door eerste en tweede generatie biomassa met elkaar te combineren, zoals eerste generatie tarwe plus tweede generatie tarwestro. Het voordeel van eerste generatie gewassen als suikerbiet en tarwe is dat ze hun eigen tweede generatie bijproducten hebben, zonder dat daarvoor weer nieuw land nodig is, en dat zij ook eiwitrijk diervoeder voortbrengen.’ Daarom moet Europa in zijn nieuwe richtlijn afzien van verdere vermindering van eerste generatie bio-ethanol. ‘Op weg naar een klimaatvriendelijk Europa is elke soort biobrandstof gunstig voor vermindering van de uitstoot van broeikasgassen; zij zouden dus allemaal onderdeel moeten vormen van een levensvatbare transitiestrategie, zo lang als zij voldoen aan duurzaamheidscriteria,’ concludeert nova-Instituut.
En dan geven de RED-voorstellen ook nog eens geen steun aan elektrisch vervoer uit duurzame bronnen. Nog een mogelijkheid om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen nietwaar? Misschien moet Europa toch nog eens nadenken.
Interessant? Lees dan ook:
Ontwerpregels voor de groene industrie, no.1: verlaag kapitaalkosten en schep banen
Suiker, de kracht van Europa
Het morele oordeel ‘voedsel moet niet worden verstookt’ is niet vol te houden
Sterk artikel over beleidsaanpassingen in Brussel waar momenteel niemand nog over praat.
Houdt de wetswijziging ook iets in voor de vliegtuig industrie?