Het mooie en tegelijkertijd problematische van de biobased economy is, dat deze met zoveel maatschappelijke terreinen te maken heeft. Het gaat om wetenschappelijk onderzoek én behoud van het regenwoud, om de toekomst van multinationals én een beter inkomen voor de boer (ook in ontwikkelingslanden), om nieuwe wereldhandelsstromen én betere criteria voor duurzaamheid, om nieuwe wetgeving voor afval en biobased producten én nieuwe eisen aan zaaigoed. Al die maatschappelijke terreinen moeten zich min of meer aansluitend op elkaar ontwikkelen om van de biobased economy een succes te maken. Er wordt wel gezegd: de biobased economy wordt pas een succes als agro, papier, chemie en logistiek volledig met elkaar samenwerken. Bij zo’n succes lossen we dan tegelijkertijd veel problemen van onze huidige maatschappij samen op.
Zo’n overgang is een ‘transitie’ of ‘systeeminnovatie’. Het is duidelijk dat innovatie de kern uitmaakt van de biobased economy. De biobased economy is mogelijk door de enorme stappen die in de chemie worden gezet. Maar bovenop die innovatie van afzonderlijke technologieën komt een samenhangende verandering van technologie en veel onderdelen van de maatschappij. Dan verbreedt de ontwikkeling tot een biobased economy zich tot een overgang naar een biobased society: een innovatie van het hele systeem. Zo’n transitie of systeeminnovatie kán niet worden ‘gestuurd’, het is onmogelijk dat een paar partijen die de koppen bij elkaar steken de macht zouden hebben om dit innovatieproces te leiden. Wat van elke partij wordt gevraagd, is goed de ogen open te houden voor de nieuwe kansen bij innovaties, ook en juist wanneer die niet stroken met oude ervaringen en gewoontes. De mogelijkheden van de nieuwe technologie moeten goed doordringen, de valkuilen moet men scherp in de gaten houden. Alleen al het denken in kringlopen en het denken in termen van afval als grondstof zal de hele samenleving gaan veranderen.
Kansen en risico’s
Transities brengen kansen met zich mee voor innovatieve spelers, en risico’s voor gevestigde partijen die niet snel genoeg bijsturen. Elke innovatiegolf opent mogelijkheden vooral voor kleine en middelgrote innovatieve bedrijven. Voor grote bedrijven zijn de kansen in een vroeg stadium soms niet interessant genoeg. Het kennisintensieve midden- en kleinbedrijf is vaak de broedplaats voor nieuwe technologie en nieuwe producten. Waarna de grote bedrijven die kennis dan weer overnemen en inzetten voor hun nieuwe productiewijzen.
De biobased society zal er op sommige punten anders gaan uitzien dan de huidige. Voorspellen is moeilijk op dit punt. Maar het is wél duidelijk dat het nieuwe aanzicht van de industrie milieuvriendelijker, kleinschaliger en meer geïntegreerd met de landbouw zal zijn. Er komen dus nieuwe kansen voor lokale bedrijvigheid. Misschien zullen er per boerderij of per groep boerderijen kleine industriële installaties komen te staan, zoals er nu al veel biogasreactoren staan bij boerderijen. En het is waarschijnlijk dat dit nieuwe impulsen zal geven voor de ontwikkeling van het platteland.