Afgelopen januari trok het bericht veel aandacht dat een Chinees onderzoeksteam makaakaapjes had gekloond. De discussie spitste zich al snel – té snel – toe op de vraag of het klonen van apen ook zou kunnen leiden tot het klonen van mensen. Maar de echte vraag is misschien wel: wat is het doel van dit onderzoek? En zijn er andere manieren om dat doel te bereiken? Zoals het ontwikkelen van organen-op-een-chip, een testmethode voor medicijnen waarbij geen proefdieren nodig zijn.
Het klonen van apen is moeizaam en omslachtig
Sinds een jaar of 20 hebben onderzoekers zoogdieren gekloond. Zoals schapen (Dolly het schaap) en koeien (stier Herman). Bij deze techniek verwijderen zij de kern uit een eicel, en brengen er de kern van een lichaamscel voor in de plaats. De cel die zo ontstaat, staat gelijk aan een bevruchte eicel, en kan zich in principe ontwikkelen tot een normaal dier. Maar de slaagkans is heel klein. Voor het maken van stier Herman werden 1154 eicellen bevrucht, alleen Herman bleef leven; Dolly het schaap bleef als enige in leven bij 277 pogingen. En ondanks alle nieuwe wetenschappelijke technieken waren er nog steeds 79 pogingen nodig om de twee Chinese aapjes te maken. Meestal loopt het op niets uit: als de bevruchte eicel überhaupt al uitgroeit tot een embryo, heeft de grote meerderheid van de baby’s misvormingen, of zij gaan jong dood bijvoorbeeld door hartfalen of ademhalingsproblemen. Waarschijnlijk lijden velen van hen ernstig voor zij doodgaan. Kennelijk is de baarmoeder superieur als omgeving voor de bevruchte eicel, met kenmerken die in de reageerbuis niet kunnen worden nagemaakt. Dus waarom vindt er eigenlijk onderzoek plaats op dit terrein?
Het doel van het onderzoek is bijna nooit het maken van identieke dieren. Het klonen van kampioenspaarden zal bijvoorbeeld bijna nooit lukken – want de omstandigheden in de baarmoeder en in de vroege jeugd zijn net zo belangrijk als de samenstelling van het DNA. ‘Onderzoekers willen het klonen combineren met andere technieken om zo de genetische kenmerken van dieren snel te kunnen veranderen – veel sneller dan met traditionele methoden waarmee veranderingen in de veestapel tientallen jaren in beslag nemen,’ zegt George Seidel van Colorado State University. De onderzoekers veranderen de genetische kenmerken van de donorcel voordat deze bij de eicel wordt ingebracht. Op die manier, zegt Seidel, hebben ze varkens kunnen telen die bestand zijn tegen de ernstige en besmettelijke ziekte veroorzaakt door het PRRS virus; en runderen die geen gekkekoeienziekte kunnen krijgen.
Klonen van apen: ontwikkeling van therapieën of van nieuwe dieren?
Maar in het geval van het klonen van apen gaat het om de ontwikkeling van therapieën, niet van nageslacht. De onderzoekers willen gekloonde dieren maken om daar nieuwe medicijnen op te testen. Als alle proefdieren genetisch gelijk zouden zijn, zijn er veel minder dieren nodig voor statistisch relevante resultaten. Want dan zouden verschillen in de reactie tussen de dieren veel duidelijker het gevolg zijn van hun medicijnen. Chinese onderzoekers willen met dit proefdieronderzoek medicijnen ontwikkelen tegen hersenaandoeningen als een verkeerde afstelling van de ‘biologische klok’ of de ziekte van Parkinson. Daarna zouden de ziekte van Alzheimer of kanker aan de beurt kunnen zijn, aldus de New Scientist. Onderzoekers willen donorcellen uit apen bewerken voordat zij bij de eicel worden ingebracht. Hierbij ontstaan aapjes met de betreffende ziekte, zodat hierop de werking van medicijnen kan worden onderzocht. Volgens Nature is China van plan de leidende rol te gaan spelen bij dit primatenonderzoek. En de stad Sjanghai wil veel geld opzij leggen voor een Internationaal Centrum voor Primatenonderzoek, dat klonen zal maken voor onderzoekers over de hele wereld.
Misschien klinkt dit angstaanjagend. Vooral als het klonen van apen zou uitlopen op het klonen van mensen, een onderwerp dat onmiddellijk ter discussie kwam. Zouden we niet van kwaad tot erger vervallen, beginnend met miljardairs die een kloon van zichzelf willen maken, en eindigend in een dictator die de mensheid onder de duim houdt door controle over hun genetisch materiaal. Maar misschien suggereren zowel onderzoekers als hun tegenstanders veel te veel. In een doordacht artikel wijst Cecile Janssens erop dat maar heel weinig menselijke trekken worden bepaald door één enkel gen. Daaronder zijn beta-thalassemie (een ernstige bloedziekte), sikkelcelanemie en de ziekte van Duchenne. Haar artikel gaat over reparatie van het menselijk genoom met CRISPR-Cas9, maar haar redenering gaat net zo goed op voor het klonen van apen voor het onderzoek van (bijvoorbeeld) de ziekte van Alzheimer. Het onderzoeken van genetisch identieke dieren zou slechts één van de vele oorzaken van verscheidenheid wegnemen – slecht gedefinieerde factoren als leefstijl, of misschien tientallen genen, hebben waarschijnlijk grote invloed op de ontwikkeling van Alzheimer. Zij die bang zijn voor een nieuwe ronde van manipulatie van het menselijk genoom kunnen steun vinden bij de ontdekking dat slechts weinig eigenschapen en ziektes voor meer dan 90% afhankelijk zijn van ons DNA. Intelligentie en hogere cognitieve functies scoren hierop rond 50%, spierkracht 70% en temperament en persoonlijkheid rond 45%. Als wij apen zouden klonen met het doel eigenschappen te bestuderen die niet sterk afhankelijk zijn van DNA, komt er waarschijnlijk niets uit.
Klonen van apen: een doodlopende weg?
Zou het klonen van apen dan misschien kunnen uitlopen op een toename van het aantal dierproeven? Ik heb persoonlijk een afkeer van dierproeven en sta achter elke wetenschappelijke ontwikkeling die deze zou kunnen terugdringen. En wat zou er in het toekomstige Internationale Centrum voor Primatenonderzoek anders worden gedaan dan met maken van aapjes om daarmee proeven te doen (nog afgezien van het feit dat veel dieren zouden worden geboren met grote gebreken en dan afgemaakt)? Maar hier zou een andere wetenschappelijke ontwikkeling belangrijk kunnen worden: de ontwikkeling van organen-op-een-chip – al is dit onderzoek nog jong. Een flink aantal organen is al nagebouwd: hart, long, nier, bloedvat, bot, kraakbeen en huid. Bij een orgaan-op-een-chip kunnen we onderzoeken hoe medicijnen erop inwerken – precies wat ze ook willen onderzoeken bij het klonen van apen. Tot nu toe hebben organen-op-een-chip geen perfect beeld kunnen geven van de organen in het menselijk lichaam, vooral doordat ze los staan van de rest van het lichaam (maar proefdieren geven ook geen volmaakt beeld van het menselijk lichaam). Daarom moet er nog veel werk worden gedaan voordat langs deze lijnen overtuigend bewijs kan worden geleverd van het effect (en de afwezigheid van neveneffecten) van nieuwe medicijnen. Toch hopen onderzoekers dat zij ooit proefdieronderzoek overbodig zullen maken.
In veel reacties uit het Westen op het klonen van apen klonk afkeer en afwijzing door, gevoed door een dubbele angst. De angst dat Westerse waarden aan de kant geschoven kunnen worden, en vervangen door veel softere Oosterse waarden bij poefdieronderzoek; en de angst dat het Oosten door dit soort onderzoek technologisch de leiding kan nemen. Wat betreft de eerste angst, deze werd tegengesproken door Calvin Wai-Loon Ho van de Universiteit van Singapore; hij betoogde dat Chinese onderzoekers protocollen hebben gevolgd die ook in het Westen worden gebruikt, in de veelbesproken CRISPR-Cas9 experimenten op menselijke embryo’s. Ook bij het klonen van apen traden de Chinese onderzoekers in de voetstappen van hun Westerse collega’s, ze gingen slechts één stap verder door apen te nemen als proefdier. En wat betreft technologische wedijver: we zouden deze gewoon kunnen verwelkomen, zoals ook aangegeven door Wai-Loon Ho. Waarbij we natuurlijk wel moeten aantekenen dat het belang van dit onderzoek misschien veel kleiner is dan de onderzoekers zelf, én hun Westerse commentatoren, denken – zoals boven betoogd.
Interessant? Lees dan ook:
Genetische modificatie van menselijke embryo’s?
Synthetische biologie: gezondheid, mode en ethiek
Genetisch veranderd voedsel