Twee begrippen, de bio-economie en de circulaire economie, hebben veel gemeen maar lijken tot verschillende werelden te behoren. Voorstanders van de circulaire economie behandelen de bio-economie als een randverschijnsel dat draait om biologische afbraak; terwijl de bio-economie niet voldoende de nadruk legt op efficiënt gebruik van grondstoffen. Onvolmaakte begrippen leiden tot onvolmaakt beleid, zoals het stimuleren van biobrandstoffen boven groene materialen. Maar de verenigde term circulaire bio-economie is nog lang niet duidelijk. Of hebben we toch een precisie-economie nodig, uiteindelijk?
De technische en biologische kringloop zijn gelijkwaardig
Nova-Instituut, het Duitse instituut dat al veel waardevolle bijdragen heeft geleverd aan de bio-economie, heeft een moedige poging gewaagd om een gemeenschappelijk kader te vinden voor de circulaire en de bio-economie. Hun laatste rapport, gepubliceerd januari 2018, heet ‘The Circular Bioeconomy – Concepts, Opportunities and Limitations’. Het begrip circulaire economie, zoals voorgestaan door de gezaghebbende Ellen MacArthur Foundation, verklaart dat er twee kringlopen zijn in de circulaire economie: de technische en de biologische kringloop. Bina alle aandacht gaat daarbij uit naar de technische kringloop, gekenmerkt door de woorden Delen, Onderhouden, Hergebruiken, Herstellen en Recycling. Het doel van deze handelingen (in deze volgorde) is het zo lang mogelijk bewaren van de economische waarde van producten, materialen en grondstoffen. Waarbij grondstoffen maximaal worden gebruikt en zo weinig mogelijk afval ontstaat. De belangrijkste biologische kringloop daarentegen loopt via biologische afbraak van landbouwafval, waarbij minerale en organische grondstoffen voor nieuwe landbouwproductie ontstaan. Maar, zoals nova-Instituut zegt, ‘in werkelijkheid wordt het merendeel van de land- en bosbouwproductie onderdeel van de technische kringloop, terwijl slechts een klein deel de biologische kringloop (biologische afbraak) binnenkomt.’ Denk daarbij bijvoorbeeld aan papier en karton. En aan chemicaliën en plastics uit groene grondstoffen. Dus op zijn minst moeten we de accenten anders gaan leggen. Leidt dat ook tot waardevolle nieuwe inzichten?
Beelden vertellen het halve verhaal. Nova-Instituut stelt een nieuw beeld voor, ter vervanging van het tweevoudige ‘vlinder’-model van de circulaire economie. In dit nieuwe beeld is er slechts één kringloop, waarin vele processen plaats vinden, zoals hergebruik en recycling, maar ook biologische afbraak. De input bestaat niet alleen uit fossiele en minerale grondstoffen en metalen, maar ook uit biomassa en, zoals nova eraan toevoegt, CO2 dat kan worden omgezet in nuttige producten. Organische recycling is één van de vele kringlopen waarmee mensen waarde kunnen herstellen. Dit is allemaal niet bedoeld om het belang van de circulaire economie te ontkennen (‘de circulaire economie heeft een geweldig potentieel en is onmisbaar voor een duurzame wereld,’ volgens nova-Instituut), maar om deze te herformuleren in de richting van een circulaire bio-economie.
Biomassa, efficiënt gebruiken of niet?
De bio-economie, in de omschrijving van de Europese Commissie, ‘omvat die delen van de economie die hernieuwbare biologische grondstoffen van land en zee gebruikt – zoals de opbrengst van landbouw, bosbouw, visserij, veeteelt en de productie van micro-organismen – waarbij voedsel, materialen en energie ontstaan.’ Deze definitie is wel heel breed. Maar men erkent algemeen dat de bio-economie een rangorde (‘cascade’) moet aanbrengen in het gebruik van biomassa, zowel om economische als om ecologische redenen: het eerst de meest waardevolle onderdelen gebruiken en bewerken, dan de andere, in volgorde van hun waarde. Dit principe lijkt op het idee ‘delen, onderhouden, hergebruiken, herstellen, recycling’ van de circulaire economie, dat ook tot doel heeft om het maximale te halen uit grondstoffen en het terugdringen van afval. ‘Het belangrijkste doel van (zowel) cascadering als de circulaire economie,’ zegt nova-Instituut, ‘is doelmatiger gebruik van grondstoffen en een lagere vraag naar nieuwe materialen, wat bij beide vaal samenhangt met toegevoegde waarde en werkgelegenheid.’ Maar vreemd genoeg verzetten de principes van de circulaire economie zich niet tegen het directe gebruik van biomassa voor energieopwekking (of voor het maken van brandstoffen), zoals bevorderd door het beleid in de VS en Europa. ‘Het is tegenstrijdig,’ zegt nova-Instituut. ‘Voordat biomassa een groen product wordt, wordt het door beleidsmaatregelen direct gestuurd in de richting van de energieproductie, terwijl verbranding de laatst in aanmerking komende optie is, als het eenmaal een groen product is geworden.’
Op zoek naar de circulaire bio-economie
Nova-Instituut, op zoek naar de circulaire bio-economie, onderzoekt dan de overeenkomsten tussen de circulaire economie en de bio-economie:
– beter gebruik van natuurlijke, fossiele en minerale grondstoffen
– lage uitstoot van broeikasgassen
– minder vraag naar fossiele koolstof
– nuttig gebruik van afvalstromen
En ook de verschillen:
– de principes van de circulaire economie kunnen niet toegepast worden op vele producten van de bio-economie: menselijke en dierlijke voeding, bio-energie en biobrandstoffen, en veel cosmetica, verven enz.
– en vele nieuwe ontwikkelingen in de bio-economie vallen buiten het kader van de circulaire economie, zoals nieuwe ontwikkelingen in land- en bosbouw (precisielandbouw, genetische technieken), en nieuwe chemische en biotechnologische processen met minder giftige en mildere stoffen, leidend tot producten met nieuwe waardevolle eigenschappen.
Michael Carus, de directeur van nova-Instituut, vatte hun positie ooit als volgt samen: ‘biomassastromen zijn deel van de circulaire economie, maar het begrip bio-economie is veel breder dan dat van de circulaire economie.’ En, in dit nova-rapport: ‘de circulaire economie heeft de bio-economie nodig en omgekeerd. De enorme hoeveelheden organisch afval uit land- en bosbouw, visteelt en de voedingsmiddelenindustrie kan alleen ingepast worden in de circulaire economie door bio-economische processen, terwijl de bio-economie veel baat zal hebben van betere circulariteit.’ De circulaire bio-economie, de samenvoeging van beide, zal leiden tot een veel betere benutting van organisch afval, en uiteindelijk tot de verbinding van verschillende economische sectoren, zoals de chemische en de voedingsmiddelenindustrie (niet voorzien in de circulaire economie, maar een grote kans).
Naar de precisie-economie
Maar uiteindelijk is de op deze manier omschreven circulaire bio-economie niet meer dan de overlap van de bio-economie en de circulaire economie, die beide daarnaast een eigen terrein bestrijken dat niet gedekt wordt door de ander. Op de zoektocht naar een inspirerend economisch beginsel dat leidt tot een zowel welvarende als duurzame economie, missen deze begrippen belangrijke onderdelen. Wij vinden eigenlijk dat er een beter begrip bestaat met zicht op een nieuw economisch ethos; wij hebben er zelfs een heel boek over geschreven. Dat is de precisie-economie: de economie waarin technologie precies dat voortbrengt wat wij nodig hebben en niets anders; versterkt met sociale regelingen die dat doel versterken. Een efficiënte economie met zo min mogelijk afval, die zich uitstrekt tot vele terreinen, zoals energie, land- en tuinbouw, nieuwe materialen, industriële procestechnologie, het zoeken naar nieuwe medicijnen en meer. De precisie-economie, een begrip dat de bio-economie en de circulaire economie in hun geheel omvat.
Interessant? Lees dan ook:
Circulaire economie: de keten niet alleen sluiten maar ook vertragen
Bio-economie, circulair en kleinschalig. Of niet?
Bioraffinage als sleutel tot de circulaire economie