Wat mij opvalt bij duurzaamheidsconferenties is dat er zoveel ouderen, gepensioneerden dus, bij aanwezig zijn. Zeker, er zijn ook jongeren, maar die komen meestal uit hoofde van hun beroep. De ouderen hebben andere dingen gedaan tijdens hun arbeidzaam leven en richten zich nu op de vergroening van de samenleving. Met veel enthousiasme overigens. En veel kennis. Zo sprak ik laatst een olie-ingenieur uit Perzië (de tijd van de sjah, en dat is lang geleden), die nu in zonnetechniek doet. Een interessant verschijnsel, maar voor dit stukje doet het er niet toe.
Zo waren er ook veel ‘ouderen’ op de bijeenkomst van eind november bij Buitenlandse Zaken, waar we het hadden over ‘True Pricing’. True Pricing is het bepalen van de verlies- en winstcijfers van een onderneming op basis van de reële kosten, dus met aftrek van de ‘externalities’ (vroeger noemden we dat milieukosten). Een jaar geleden was het Duitse sportschoenenmerk PUMA de eerste onderneming met een dergelijke jaarrekening. Hoewel, de eerste?
Duurzaam Nationaal Inkomen
Gelukkig loop ik ook al een tijdje mee in milieuzaken en ik herinner mij dat in 1974 de Nederlandse econoom Roefie Hueting (1929) als eerste in Nederland en misschien wel ter wereld, een proefschrift over dit onderwerp heeft geschreven onder de titel ‘Nieuwe Schaarste en Economische Groei’. Hij stelde daarin dat het inkomen van ondernemingen niet reëel is zolang dat niet is verrekend met de milieukosten van hun producten. Hij lanceerde ook de term DNI, Duurzaam Nationaal Inkomen (in het Engels Sustainable National Income) en maakte, samen met Jan Tinbergen – de eerste Nobelprijswinnaar voor economie – een schatting van het Sustainable World Income voor de eerste Rio-conferentie. Dus ere wie ere toekomt.
Het concept van true pricing werd ons op BuZa uitgelegd door Reiner Hengstmann, Global Director Safe Supply Chain, de man die het voor PUMA allemaal had uitgedacht en georganiseerd. Het bleek dat na aftrek van alle milieukosten, PUMA € 145 miljoen minder zou hebben verdiend. De voornaamste reden voor deze exercitie was transparantie en een beter begrip, zo zei Reiner, ‘we weten nu waar we staan.’ Hij noemde de berekeningen een risk management tool en een transparancy tool. Het was geen Cradle-to-Cradle (C2C) want PUMA heeft te weinig zicht op wat haar klanten uiteindelijk met de afgedragen schoenen doen, maar wel Cradle-to-Gate. Dat wil zeggen, tot het product de poort uitgaat.
Gebruik van water grote boosdoener
Verreweg de grootste post (€ 83 miljoen) zit bij de toeleveranciers. Dat zijn er in dit geval ruim 500 en meestal is het gebruik van heel veel water de grote boosdoener. Ook niet verbazingwekkend als je weet dat er 10.000 liter water nodig is voor het maken van een spijkerbroek. Reiner zei ook dat als ze iedere arbeider aan PUMA-producten een behoorlijk loon hadden betaald, de uitkomst nog veel hoger zou zijn geweest. ‘Alleen kunnen we niets,’ zo zei hij, ‘maar samen met Adidas en Nike zouden we mogelijk in onze bedrijfstak tot indexen voor ecologie en voor arbeid kunnen komen.’
In de discussie klonk enige verbazing door bij het publiek dat de externalities kunnen worden gecompenseerd door de prijs van een product met ongeveer 5% te verhogen. Het lijkt me niet iets dat de krachten van onze rijke, westerse wereld te boven zou gaan. Maar het leek me altijd al dat de producenten van dit type goederen erg veel extra verdienen, sinds ze die in China en India laten maken, zonder dat ze ook maar iets van dat voordeel aan hun klanten in de westerse wereld doorgeven. En als we het over werkelijke true pricing hebben, dan kunnen er ook wel een paar extra loonrondes voor de werknemers daar bij worden opgeteld. Maar misschien moeten we niet te hard van stapel lopen. Eerst de milieukosten. Roefie Hueting had het ook nog niet over de achtergestelde werkers in de derde wereld.
www.puma.com
www.trueprice.org
www.worldconnectors.nl
www.idhsustainabletrade.com
www.ncdo.nl
www.sni-hueting.info