Duurzame handelsketens zijn van groot belang voor de biobased economy, wat betreft milieuomstandigheden en behoud van biodiversiteit, en ook waar het gaat om verbetering van arbeidsomstandigheden en inkomsten van boeren. Er zijn de afgelopen jaren veel keurmerken in het leven geroepen die deze duurzaamheid moeten bewaken – maar kunnen bedrijven en consumenten daarop vertrouwen? Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onderzocht dat, en het antwoord is: lang niet altijd. Het is sterk afhankelijk van lokale omstandigheden, zoals goed en stabiel bestuur en goede infrastructuur.
In zijn rapport ‘Verduurzaming van internationale handelsketens: voortgang, effecten en perspectieven’, onderzoekt het PBL deze ketens. Bijvoorbeeld voor koffie, vis, hout en chocola. Zo’n keurmerk belooft de consument bijvoorbeeld dat de boer een eerlijke prijs heeft gekregen en dat bij de productie van grondstoffen zorgvuldig is omgegaan met natuur en milieu. Het marktaandeel gecertificeerd hout bedraagt in Nederland inmiddels 66%, de aandelen duurzame koffie en gevangen vis beide 40%. Deze percentages behoren tot de hoogste in de Europese Unie.
Beperkingen van vrijwillige certificering
Er zijn zonder meer veel voorbeelden van positieve effecten van certificering, schrijft het PBL. Maar er zijn soms ook negatieve effecten, zoals uitsluiting van ongeorganiseerde of arme boeren die niet aan duurzaamheidseisen kunnen voldoen. Veel hangt af van de lokale omstandigheden. Bij goed en stabiel lokaal bestuur, een goede infrastructuur en rechtszekerheid gaat het meestal goed. Ook kennis van duurzaamheid en goed onderwijs dragen daartoe bij. De kern van de boodschap van PBL is dat de organisaties die certificaten afgeven op basis van vrijwilligheid, geen controle hebben over deze randvoorwaarden. Deze organisaties hebben zeer belangrijk werk gedaan, maar stuiten nu op financiële, bestuurlijke en andere belemmeringen.
Grotere rol overheid nodig
Willen industrielanden via handelsketens verder bijdragen aan duurzame ontwikkeling elders, dan kunnen overheden verduurzaming niet meer alleen overlaten aan de voorhoede in een markt. Ze zullen meer invloed moeten uitoefenen om meer bedrijven te stimuleren over te stappen op duurzame alternatieven. Dat kan bijvoorbeeld met verplichte en transparante rapportages over grondstofgebruik, het Europees uitdragen van beleid voor duurzaam inkopen, of door het stellen van minimum duurzaamheidseisen aan producten. Het kan in diverse ketens nuttig zijn om de voor- en nadelen op een rijtje te zetten van het verplicht stellen van minimumeisen die nu deels via vrijwillige certificering worden toegepast.