Leden van de Tweede Kamer. Het doet ons veel plezier dat uw commissie heeft besloten ons boek Groene Groei in ontvangst te nemen. Want wij denken dat onze vraagstelling alle Nederlanders aangaat. Die vraag is: ‘hoe gaat Nederland zijn geld verdienen over vijfentwintig jaar, en dat ook nog op een duurzame manier’. Ons boek geeft hierop een optimistisch antwoord. Dat is iets om even bij stil te staan. Want wij worden eigenlijk overspoeld door sombere berichten. Over de bankencrisis, de Eurocrisis en de klimaatcrisis, en op de lange termijn zeker ook over de concurrentie van lagelonenlanden. En dan laten we internationale spanningen nog maar even buiten beschouwing.
Plannen van de industrie
Wij zijn inderdaad optimistisch. Eén van de redenen daarvoor is dat we de toekomstplannen van de Nederlandse industrie goed hebben bekeken. Gezonde plannen van de industrie betekenen een goed perspectief voor de toekomst. Wij hebben er het volste vertrouwen in dat Nederlandse industrieën het juiste spoor te pakken hebben. Inclusief de land- en tuinbouw, die zo belangrijk zijn voor de export. Willen we in één woord samenvatten waar de Nederlandse industrie naartoe wil, dan is dat: duurzaamheid. Dat wil vooral zeggen: meer en beter resultaat met minder middelen. Meer en betere tomaten met minder water en minder bestrijdingsmiddelen. Hoogwaardiger plastics met minder energie en minder grondstoffen. Enzovoort. Met andere woorden: groene groei, de titel van ons boek. De Nederlandse industrie heeft op dat gebied al veel resultaat geboekt. En ze willen volop doorgaan.
Dat staat allemaal in de toekomstplannen van de industrie. We hebben daarvoor tegenwoordig unieke documenten. Want bij de vorming van de topsectoren hebben alle belangrijke industrieën hun R&D visie gegeven. Natuurlijk moet je naar het R&D programma kijken als je wilt weten hoe industrieën zich in de toekomst staande willen houden tussen de internationale concurrentie. En uit die topsectorplannen blijkt duidelijk: duurzaamheid wordt de kracht van onze industrie. Wij hopen dat uw commissie daar goede nota van wil nemen. De industrie overwint nu al de onvruchtbare tegenstelling tussen duurzaamheid en economie. De industrie doet dat nu op eigen kracht – de overheid is op dit punt zeker niet koersvast en zou wat meer de potentie van de topsectorplannen tot uitgangspunt moeten nemen.
De biobased economy
De technologie wordt steeds duurzamer. Het duidelijkst is dat bij de groene chemie. De chemische industrie maakt steeds meer gebruik van milde processen, bij lage temperatuur, dus laag energiegebruik, met weinig afval en met weinig gevaar voor de omgeving. Bovendien, en dat wordt belangrijk: uit groene grondstoffen. Dus uit producten en bijproducten van de landbouw. De biobased economy. Gebaseerd op hoge opbrengsten van de Europese landbouw, zelfs op overschotten. Noordwest Europa, en vooral Nederland, heeft bijvoorbeeld een geweldige grondstof voor die groene economie: de suikerbiet. Een gewas met een enorme opbrengst, en een uitstekend uitgangspunt voor milde chemische processen. De Nederlandse suikerindustrie én duurzame chemische bedrijven als DSM kunnen eigenlijk niet wachten totdat eindelijk de suikermarkt in de EU wordt vrijgegeven, in 2017. Met extra inkomen voor de boer. De suikerbiet is de basis voor een nieuwe en duurzame economische groei, dat hadden we tien jaar geleden nog niet gedacht.
Als het over duurzaamheid gaat, laten we ons dan ook niet blindstaren op energie. Duurzame energie is belangrijk. Maar hij is maar het halve verhaal. We hebben ook een duurzame industrie nodig. En juist daarin wil de industrie onze toekomstige boterham veilig stellen. De industrie zelf wil snel duurzamer worden. Met een koersvaster overheidsbeleid kan dat nog eens dubbel zo snel.
Potentie van de duurzame industrie
Voor het economisch beleid hebben wij dan ook twee wensen. Ten eerste veel meer oog voor de potentie van de duurzame industrie. Nederland heeft op vele gebieden van duurzame technologie een unieke kennispositie. We noemen water, land- en tuinbouw, nanotechnologie, nieuwe materialen, zonneceltechnologie. Een prachtige basis voor nieuwe exportindustrieën. Om daarmee ons geld te verdienen over vijfentwintig jaar en bovendien de wereld een beetje duurzamer te maken.
Onze tweede wens betreft de positie van onze land- en tuinbouw. Deze is in het beleid een beetje een ondergeschoven na de annexatie door EZ. Land- en tuinbouw en chemie vormen samen meer dan de helft van onze industrie, dat is uniek in de wereld. En juist van deze combinatie moeten we het hebben. We stellen dan ook voor om het Ministerie van Economische Zaken om te vormen naar een Ministerie van Landbouw en Industrie. Zodat wij de accenten goed kunnen gaan zetten.
En met deze woorden bied ik u graag een exemplaar aan van ons boek Groene Groei.
Tekst uitgesproken bij de aanbieding van het boek Groene Groei aan de commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer, vertegenwoordigd door Roos Vermeij (PvdA, voorzitter), Stientje van Veldhoven (D66), Eric Smaling (SP), Liesbeth van Tongeren (GroenLinks), Agnes Mulder (CDA), Reinette Klever (PVV) en Anne-Wil Lucas (VVD).