Aan het begin van een transitie is de tijd rijp voor gericht en gedurfd initiatief. De ontwikkelingen schieten alle kanten op, sommige paden lopen dood en andere zijn onverwacht succesvol. Van alle kanten bemoeit men zich met de zaak. Men stelt wetgeving en beleid ter discussie, bijvoorbeeld omdat bestaande wetten niet zijn toegesneden op de nieuwe situatie, of omdat nieuwe productiewijzen mogelijk gemaakt moeten worden door subsidies, quota of andere bemoeienissen van de overheid.
Na een zekere tijd beginnen de contouren van de nieuwe orde zich af te tekenen. Er zijn snel groeiende winnaars en stagnerende achterblijvers. Er is strijd op vele gebieden, zoals over de nieuwe infrastructuur. Er vinden herschikkingen plaats, bijvoorbeeld doordat achterblijvers proberen het verloren terrein te herwinnen door kleine snelle groeiers in te lijven. Wetgeving wordt aangepast. En nog weer later vindt consolidatie plaats, de nieuwe structuren zijn dominant geworden.
In die transitie naar de biobased economy bevinden wij ons nu aan het begin. Er is strijd, bijvoorbeeld over importheffingen, en onzekerheid. Het gebruik van reststoffen, wat wij vroeger afval noemden, wordt gehinderd door bestaande wetten. Voorlopig staat de ruimtelijke ordening de bouw van kleinschalige industrieën op het platteland in de weg. We weten nog niet wie winnaars zullen zijn, al kunnen we proberen de ontwikkelingen zo goed mogelijk te doorgronden. Elke partij zal vanuit zijn eigen kracht proberen daaruit voordeel te putten. Een goede strategische oriëntatie is in deze fase het halve werk. En, nogmaals gezegd, Europa heeft een goede uitgangspositie voor het spelen van een belangrijke rol in deze ontwikkeling.
Actieve regio’s
Er zijn in de wereld veel partijen (landen, ondernemingen, startende bedrijven, wetenschappers) die de biobased economy in het vizier hebben. Frankrijk is bijvoorbeeld al ver. In de buurt van Reims, centrum van een groot landbouwgebied (vooral graan en suikerbieten), is een groot complex gebouwd waar vele soorten ondernemingen en onderzoeksinstellingen werken aan de omzetting van landbouwproducten in nuttige stoffen. Kennis is hier het sleutelwoord. Vlaanderen vormt, samen met de Nederlandse provincies Zeeland en Brabant, een ander veel belovend cluster. Door heel Duitsland en Nederland ontstaan regionale centra die de biobased economy als kern van hun toekomstige ontwikkeling beschouwen.
Brazilië pakt het weer anders aan. Daar is de laatste dertig jaar met groot succes de productie van bio-ethanol uit suikerriet ontwikkeld. Bio-ethanol is een prima motorbrandstof, maar ook heel geschikt als grondstof voor een heel scala aan chemicaliën en materialen. Daar verrijzen nu fabrieken voor productie van bioplastics uit landbouwafval en uit restanten van de suikerproductie, identiek aan plastics uit aardolie (bijvoorbeeld polyethyleen), maar wel van biologische oorsprong en daarom in de huidige markt meer waard. Productie is hier het sleutelwoord. Ook Thailand is, op basis van tapiocaproductie en zetmeelchemie, deze weg ingeslagen.